2.
Controleer het motoroliepeil.
Start of gebruik de buitenboordmotor nooit (zelfs niet kortstondig) zonder dat er via alle
koelwaterinlaatopeningen water in het onderwaterhuis circuleert, om schade aan de waterpomp (droog
lopen) of oververhitting van de motor te voorkomen.
3.
Zorg dat de koelwaterinlaat onder water is.
Motorinloopprocedure
Ernstige schade aan de motor kan optreden bij het niet volgen van de motorinloopprocedure.
1.
Laat de motor tijdens het eerste draaiuur bij verschillende standen van de gashendel draaien, maar niet
met meer dan 3500 omw/min of ongeveer halfgas.
2.
Laat de motor tijdens het tweede draaiuur bij verschillende standen van de gashendel draaien tot
maximaal 4500 omw/min of driekwart gas. Laat de motor tijdens deze periode om de tien minuten
ongeveer één minuut met volgas draaien.
3.
Zorg dat tijdens de volgende acht draaiuren de motor niet langer dan vijf minuten achter elkaar met volgas
loopt.
Motor starten – Modellen met afstandsbediening
Voordat u de motor start, moet u de Controlelijst vóór het starten, de Speciale bedieningsinstructies en de
Procedure voor het inlopen van de motor in het gedeelte Bediening lezen.
BEDIENING
OPGELET
!
26837
OPGELET
!
47
9601