Inhoudsopgave
Advertenties
5.10 Weerstandsmetingen
LET OP: Schakel vóór het meten de stroomtoevoer naar het apparaat dat wordt getest UIT.
Test niet op circuits of apparaten waar 60 V DC of 30 V AC aanwezig is.
1.
Steek de banaanstekker van het zwarte meetsnoer in de negatieve (COM) aansluiting.
Steek de banaanstekker van het rode meetsnoer in de positieve (V/Ω) aansluiting.
2.
Stel de Functieschakelaar in op
Druk op MODUS om het Ω-pictogram op het
3.
scherm te selecteren.
4.
Plaats de meetpennen voor tests op het circuit
of onderdeel dat wordt getest. Het is het beste
om één kant van het onderdeel dat wordt getest
los te koppelen, zodat de rest van het circuit de
weerstandsmeting niet verstoort.
5.
Gebruik voor weerstandswaarden de toets REL
(Relatieve modus
het meetsnoer te verwijderen.
6.
Lees de waarde voor weerstand af op het scherm.
Het display geeft het correcte decimaalteken en de
correcte waarde weer. Als de meetwaarde buiten
het bereik ligt, verschijnt het OL-weergavepictogram.
Opmerkingen weerstandsmeting:
Het schermt geeft "OL" weer wanneer een open circuit
wordt gedetecteerd of wanneer de weerstand >
maximale bereik.
De meetsnoeren introduceren een fout van ongeveer 0,1 Ω～0,2 Ω voor metingen met een
lage weerstand. Gebruik de modus Relatief om nauwkeurige metingen te verkrijgen. Kortsluit
de meetsnoeren samen, druk op de REL-toets en meet vervolgens een lage weerstand. De meter
trekt de kortsluitwaarde af van de meting.
Als de weerstand van de meetsonde bij kortsluiting > 0,5 Ω bedraagt, inspecteer dan de meets-
noeren en de aansluiting.
Het kan enkele seconden duren vooraleer de meting zich stabiliseert bij het meten van een
weerstand > 1 MΩ. Dit is de normale werking.
Meet voor uw persoonlijke veiligheid geen circuit met spanningen > 30 V DC of AC.
) om de restweerstand van
Fig. 5-4 WEERSTANDSMETINGEN
stand.
13
VT8-600_1000-nl-NL_AC 10/18
Advertenties
Inhoudsopgave
