GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette
of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de
brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 12 mm
onder de onderkant van de vulbuis staat. Dit
geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te
zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen
of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg dat de dop op
zijn plaats blijft.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en
controleer of de brandstoftank minstens half vol is.
2. Open de motorkap.
3. Draai het contactsleuteltje op AAN en zwengel
de motor aan. De mechanische pomp zuigt
brandstof uit de tank, vult het brandstoffilter en de
brandstofslang en leidt de lucht in de motor. Het
kan even duren voordat alle lucht uit het systeem is
verwijderd. De motor kan onregelmatig aanslaan tot
alle lucht is verdwenen. Als alle lucht is verwijderd
en de motor gelijkmatig loopt, laat u de motor nog
enkele minuten draaien om zeker te zijn dat hij
helemaal luchtvrij is.
Brandstof aftappen uit de
brandstoftank
Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren
Vóór de stalling
De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het
brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine
voor langere tijd wordt gestald. Gebruik schone
brandstof om de tank uit te spoelen.
Brandstofleidingen en
aansluitingen controleren
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
Controleer ze op slijtage, beschadigingen of loszittende
verbindingen.
37