Indeling sleutel (Key Format) ASCII
2. Sleutellengte: (Key Length:)
Selecteer 64-bits (64bit) of 128-bits (128bit).
3. Indeling sleutel: (Key Format:)
Selecteer ASCII of Hex.
4. Sleutel-ID: (Key ID:)
Selecteer de sleutel-id (index) die is ingesteld op het toegangspunt.
5. Verificatie: (Authentication:)
Selecteer de verificatiemethode om de toegang van de printer tot het toegangspunt te verifiëren.
Normaal gesproken selecteert u Automatisch (Auto). Als u de methode handmatig wilt opgeven
selecteer u Open systeem (Open System) of Gedeelte sleutel (Shared Key) volgens de
instellingen van het toegangspunt.
7. Klik op OK.
Belangrijk
• Als de printer niet kan communiceren met de computer nadat het coderingstype van de printer is
gewijzigd, zorgt u dat het coderingstype van de computer en het toegangspunt overeenkomt met
dat van de printer.
Opmerking
• Als u de netwerkinstellingen wijzigt terwijl de USB-kabel tijdelijk is aangesloten, kan de
standaardprinter worden gewijzigd. In dit geval selecteert u Als standaardprinter instellen (Set
as Default Printer).
5 tekens
Hexadecimaal (Hex) 10 tekens
243
13 tekens
26 tekens