5.4
Opslag van de membraaninzetstukken en de volledige filtersensoren
5.5
De reinigingsbus bijvullen
5.6
De permeaatslangen reinigen
Gebruikte en gereinigde membraaninzetstukken worden bewaard in een goedgekeurde
reinigingsoplossing, bijvoorbeeld verdund chloorbleekmiddel (NaOCl, pH circa 11).
Filtersensoren en sensorbehuizingen met het "porospoly"-membraantype worden op een
droge en stofvrije plaats bewaard bij omgevingstemperatuur.
Nieuwe filtersensoren worden droog opgeslagen.
Potentieel gevaar in geval van contact met chemische/biologische materialen.
Het werken met chemische monsters, standaarden en reagentia kan gevaarlijk zijn. Maak uzelf
voorafgaand aan de werkzaamheden vertrouwd met de noodzakelijke veiligheidsprocedures en
de juiste werkwijze voor het werken met chemische stoffen en lees alle relevante
veiligheidsinformatiebladen en volg de daarin beschreven instructies op.
Houdt u nauwkeurig aan de voorgeschreven concentraties. Door sterkere concentraties van de
oplossing kunnen de analysers worden beschadigd en kunnen onjuiste metingen ontstaan.
De voltooide reinigingsoplossingen moeten een pH-waarde van 1 tot 13 hebben.
Voor de automatische membraanreiniging moet de reinigingsbus
pagina
12, punt 17) worden gevuld met reinigingsoplossing.
1. Schakel de permeaatpomp
2. Verwijder de lege reinigingsvloeistoftank uit de PVC-tray in de regelkast.
3. Giet de vereiste hoeveelheid van het geleverde reinigingsconcentraat volgens de
gebruiksinstructie (aangebracht op de bus) in de reinigingsbus.
4. Vul de bus verder met gedestilleerd water.
5. Sluit de reinigingsbus en meng de reinigingsoplossing.
6. Controleer de pH-waarde van de voltooide oplossing.
7. Plaats de reinigingsvloeistoftank weer in de PVC-tray in de regelkast.
8. Sluit de slangen aan op het afsluitdeksel van de bus.
9. Schakel de permeaatpomp in.
Opmerking: Als alternatief kan ook chloorbleekmiddel (NaOCl) verdund met gedestilleerd water
met een maximaal vrij chloorgehalte van 0,5% of 0,3% zoutzuur (HCl) worden gebruikt als
reinigingsoplossing.
Zorg dat alle aangesloten analysers in de servicemodus werken. Raadpleeg de betreffende
handleidingen van de analysers.
G E VA A R
L E T O P
L E T O P
(Afbeelding 2, pagina
12, punt 13) uit.
L E T O P
Onderhoud
(Afbeelding 2,
29