Installatie
3.2.2
Installatie van de compressor
18
2. Sluit de verwarmingsstrips als volgt aan:
•
verwarmingsstrip 1 op zuigzijde
•
verwarmingsstrip 2 op drukzijde
•
verwarmingsstrip 3 op afvoer-overloop
3. Sluit het kabelkanaal af met de afdekking.
4. Schroef het overloopvat weer in de regelkast.
De kastverwarming, met inbegrip van de verwarmingsventilator en de
behuizingsventilator, wordt in- en uitgeschakeld afhankelijk van de temperatuur. De
verwarmingsstrips van de slangen zijn voorzien van zelfregeling en worden naar behoefte
in- en uitgeschakeld.
Als geen door de klant geleverde perslucht aanwezig is, moet de optionele compressor
worden geïnstalleerd. De compressor is voorgemonteerd in een aparte kast en wordt op
de regelkast aangesloten via de bijbehorende aansluitslang (d=6 mm (0,24 in.))
(aansluitingen geschikt voor slangkoppelstukken met ingang d=6 mm (0,24 in.)).
1. Installeer de compressorkast onder de regelkast, zodanig dat de onderliggende
toevoerleidingen goed bereikbaar zijn.
De kasten hebben dezelfde breedte en hoogte en kunnen op een montagevoorziening
worden geïnstalleerd.
2. Sluit de netvoedingskabel van de compressor aan op het interne stopcontact
(230 V/50 Hz, FI-gezekerd)
3. Sluit de netvoedingskabel van de kast aan op het dichtstbijzijnde stopcontact
(230 V/50 Hz, FI-gezekerd door de klant).
De compressor is onafhankelijk van de voeding van de regelkast.
4. Sluit de persluchttoevoer met een koppelstuk aan op de regelkast
pagina
14).
Opmerking: Voor installatie in een instrumentbehuizing is tevens een uitvoering voor binnengebruik
leverbaar.
(Afbeelding
8, punt 1).
(Afbeelding 4,