Code
Displaytekst
17
Voorontsteking
18
Ontsteking
19
VlamControle
20
TussentijdsOntlucht
30
Normaal Int.instelpt
31
Beperkt Int.instelpt
32
NormaleVerm.Controle
33
GradLevel1PowerCtrl
34
GradLevel2PowerCtrl
35
GradLevel3PowerCtrl
36
BeschVlamVerm.regel.
37
StabilisatieTijd
38
KoudeStart
39
ChHervatten
40
SuVerwijderBrander
41
Vent.NaarNaOntlucht.
42
OpenExtRookGasKlep
43
StopVent.NaarRGKTpm
44
StopVentilator
45
Bep.VermOpTRookGas
60
PompNadraaitijd
61
OpenPomp
62
OpenHydraulischeKlep
63
RegelAntiCyclusTimer
200
Initialiseren gereed
201
CSU initialiseren
202
Init. identificaties
203
Init. BL-parameter
204
Init. veiligh.eenh.
205
Init. blokkeren
10 Onderhoud
10.1
Algemeen
7621955 - v.16 - 23062021
Verklaring
Ontsteking start voordat de gasklep opent.
Ontsteking is actief.
De vlamdetectie is actief na de ontsteking.
De ventilator draait om de warmtewisselaar te ventileren na een mislukte
ontsteking.
Het toestel werkt om de gewenste temperatuur te bereiken.
Het toestel werkt om de gewenste interne gereduceerde temperatuur te
bereiken.
Het toestel werkt op het gewenste vermogensniveau.
De modulatie is gestopt als gevolg van een snellere wijziging van de warm
tewisselaartemperatuur dan gradiënt 1.
De modulatie is ingesteld op lage last als gevolg van een snellere wijziging
van de warmtewisselaartemperatuur dan gradiënt 2.
Het apparaat is in de geblokkeerde modus als gevolg van een snellere wij
ziging van de warmtewisselaartemperatuur dan gradiënt 3.
Het brandervermogen is verhoogd als gevolg van een laag ionisatiesig
naal.
Het apparaat is in stabilisatietijd. Temperaturen moeten stabiliseren en
temperatuurbeveiligingen worden uitgeschakeld.
Het apparaat loopt op startlast om lawaai bij de koude start te voorkomen.
Het apparaat hervat de centrale verwarming na een onderbreking van het
sanitair warm water.
De brandervraag wordt verwijderd van de veiligheidskern.
De ventilator draait om de warmtewisselaar te ventileren nadat het appa
raat is gestopt.
De externe gasklep sluit.
De ventilator draait langzamer voordat de rookgasklep wordt gesloten.
De ventilator is gestopt.
Het vermogen van het apparaat wordt verminderd om de rookgastempera
tuur te verlagen.
De pomp is actief nadat het apparaat is gestopt om de overgebleven
warmte in het systeem in te brengen.
De pomp is gestopt.
De externe hydraulische klep sluit.
Initialisatie is beëindigd.
De CSU wordt geïnitialiseerd.
De identificators initialiseren.
De blokkeringsparameters initialiseren.
De veiligheidsgroep wordt geïnitialiseerd.
De blokkering wordt geïnitialiseerd.
De ketel is onderhoudsarm. Desondanks dient de ketel periodiek
geïnspecteerd en onderhouden te worden. Om het beste moment van
service te bepalen, is de ketel uitgerust met een automatische
servicemelding. Het moment dat deze servicemelding verschijnt, wordt
door de besturingsautomaat berekend.
10 Onderhoud
67