6.3 Tips voor het rijden met de e-fix
· Druk de joystick bij het optrekken nooit tot de aanslag door. In het bijzonder bij maxi-
maal ingestelde snelheid kan dit tot voor de berijder oncontroleerbare bewegingen van
de rolstoel leiden. (Gevaar voor ongelukken).
· Beweeg de joystick rustig en niet plotseling. Vermijd plotselinge maximale uitslagen van
de joystick, in het bijzonder bij uitwijkmanoeuvres in mogelijk gevaarlijke situaties. Rem
de e-fix uit voorzorg tot stilstand af.
· Na het loslaten van de joystick wordt uw rolstoel rustig afgeremd. Mocht een noodstop
(onmiddellijke stilstand) noodzakelijk zijn, druk de joystick dan kort tegenovergesteld
aan de rijrichting en laat hem dan los.
· Rem de e-fix uitsluitend met de joystickbesturing af; grijp daarbij nooit „ter onder-
steuning" naar de hoepels op de wielen. Rij nooit parallel aan steile berghellingen en
dergelijke. Een eventuele onbedoelde verplaatsing van het zwaartepunt zou het zijwaarts
omkiepen van de rolstoel tot gevolg kunnen hebben.
· Geef wat tegenstuur bij het rijden op aflopende stoepen e.d.
· Rij nooit parallel over kleinere hindernissen zoals stoepranden, maar haaks op de betref-
fende hindernis. Dit houdt in dat beide wielen de hindernis gelijktijdig passeren en niet
één voor één onder een hoek. Gebruik slechts een lage, aan de hindernis aangepaste,
snelheid.
· Controleer met regelmatige tussenpozen de uitlijning naar rechts van de voorwielen en
de luchtdruk. Beide factoren hebben invloed op het rijgedrag en de reikwijdte van de
e-fix.
· Rij nooit zonder anti-tip steunen en demonteer deze uitsluitend voor het nemen van
grote hindernissen. Hierbij moet u door een begeleidende persoon worden geholpen,
daar er een verhoogd gevaar voor omkiepen bestaat.
· Tijdens het rijden op de openbare weg dienen de verkeersregels in acht te worden
genomen.
· Bij het rijden op de openbare weg dienen de nationale verkeersregels te worden
opgevolgd. Uw rolstoel moet worden uitgerust met de extra inrichtingen die hierin staan
beschreven.
Aanwijzing Het rij- en remgedrag van uw rolstoel wordt mede door de beide voorwie-
len bepaald. Let u er daarom op dat de assen haaks op de bodem zijn uitgelijnd en dat
beide banden dezelfde bandenspanning hebben.
6.4 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties
Naargelang rijervaring en lichamelijke mogelijkheden beslist de e-fix-bestuurder zelf, of
een bepaald terrein door hem kan worden bereden. Voordat hij begint te rijden moet de
bestuurder controleren, of de banden van de e-fix niet versleten of beschadigd zijn. Ook
dient de laadtoestand van de accu's en de correcte werking van de signaleringsinstallatie
te worden nagekeken. Deze veiligsheidscontroles en de persoonlijke rijkennis zijn in het
bijzonder van groot belang bij de volgende gevaarlijke plaatsen en situaties, waar de e-fix-
bestuurder zelf de beslissing neemt, of hij dit terrein berijdt:
· kademuren, landingsplaatsen of aanlegsteigers, wegen en plekken aan het water, onbe-
veiligde bruggen en dijken;
· smalle wegen, hellingen zoals b.v. laadperrons en opritten, smalle wegen bij een af-
grond, bergwegen;
· smalle en/of steile wegen aan drukke hoofdwegen of in de buurt van afgronden;
· met bladeren en sneeuw of ijs bedekte wegen;
· laadperrons en hefinrichtingen bij voertuigen.
17