SLIJPEN VAN MAAIMESSEN (2-3-4 TANDEN)
1. De maaimessen kunnen worden omgekeerd:
wanneer een kant niet scherp meer is, kan het
mes worden omgekeerd om de andere kant te
gebruiken (Fig. 17).
2. De maaimessen worden geslepen met een platte
vijl met enkelvoudige snede (Fig. 17).
3. Om de uitbalancering te handhaven moeten alle
snijkanten gelijkmatig worden gevijld.
4. Als de messen niet goed geslepen zijn, kunnen ze
abnormale trillingen veroorzaken in de machine,
waardoor de messen zelf kapot zouden kunnen
gaan.
SLIJPEN VAN DE SCHIJF (8 TANDEN)
Controleer altijd de algehele conditie van het
maaiblad. Een juiste scherpte van het blad geeft
maximale maaiprestaties van de bosmaaier. Om
het blad te slijpen dient men een vijl of slijpsteen
te gebruiken. Het blad dient met beleid te worden
geslepen waarbij u de hoeken en rondingen
aanhoudt zoals is aangegeven in Fig. 11A.
LET OP! – Verkeerd snijgereedschap of een
verkeerd geslepen mes verhogen het gevaar voor
een terugslag. Controleer de maaimessen op
beschadigingen of barsten; als ze beschadigd zijn,
moeten ze worden vervangen.
WAARSCHUWING: Repareer beschadigde
snijwerktuigen nooit door ze te lassen, recht te
buigen of de vorm ervan te veranderen.
Hierdoor kunnen delen van het snijwerktuig
losraken en dit kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken.
NYLON DRAADKOP
Gebruik alleen draad met dezelfde diameter om
overbelasting van de machine te voorkomen (Fig. 18).
Om het nylonsnoer te verlengen het uiteinde op de
grond slaan, terwijl men werkt.
N.B.: Het uiteinde niet op cement of plaveisel slaan:
dat kan gevaarlijk zijn.
Vervanging van de nylondraad van de LOAD&GO
draadkop (Fig.20)
(Ø 130 mm): snijd 8.5 m nylondraad Ø 2.4 mm.
1. Lijn de pijlen uit en steek de draad in de draadkop
(Fig. 20.1) totdat hij aan de andere kant naar
buiten komt (Fig. 20.2).
2. Verdeel de draad in twee gelijke delen (Fig. 20.3)
en wind de draadkop op door aan de knop te
draaien (Fig. 20.4).
LET OP! – Draag altijd veiligheidshand-
schoenen tijdens het plegen van onderhoud.
Verricht nooit onderhoud bij warme motor.
FILTER
Elke 8-10 werkuren dient u de kap te verwijderen (A,
Fig. 23). Reinig het filter (C).
Reinigen met ontvetter van Emak codenr. 001101009,
wassen met water, en met perslucht van een afstand
van binnen naar buiten blazen. Vervangen indien
vervuild of beschadigd. De motor loopt onregelmatig
als het filter is vervuild. De machine verbruikt dan
meer brandstof en levert minder vermogen.
BENZINEFILTER
Controleer het benzinefilter regelmatig op vervuiling.
Een vuil filter veroorzaakt slecht starten en minder
vermogen. Om het filter te reinigen dient u als volgt
te werk te gaan. Verwijder het filter via de vulopening.
Vervang het indien het vuil is (Fig. 22).
MOTOR
Reinig de koelribben van de cilinder indien nodig
met een borstel op perslucht. Oververhitting kan
veroorzaakt worden door het niet tijdig reinigen
van de cilinder.
BOUGIE
Reinig de bougie indien nodig (Fig. 24) en controleer
de elektrode-afstand. Gebruik een NGK CMR7H
bougie of een bougie van een ander merk met een
equivalent thermisch bereik.
TANDWIELHUIS
Na elke 30 werkuren, de schroef (D, Fig. 8) verwijderen
en de hoeveelheid vet controleren. Gebruik niet meer
dan 10 gram. Gebruik een hoge kwaliteit molybdeen
disulfide vet.
Geen brandstof (mengsel) gebruiken voor het
schoonmaken.
19