Wijzigingen in de omgeving van het cv-toestel
Aan de volgende systemen mogen geen wijzigingen wor-
den uitgevoerd als deze van invloed zijn op de bedrijfs-
veiligheid van het CV-toestel:
– aan de CV-ketel,
– aan de leidingen voor gas, verbrandingslucht, water
en elektriciteit;
– aan de afvoerleidingen voor rookgas,
– aan de bouwsubstantie.
Materiële schade vermijden
Agressieve dampen of vetdampen kunnen het toestel
beschadigen.
> Monteer het toestel niet in ruimtes met agressieve
atmosfeer of vetdampen.
> Zorg ervoor dat het toestel met rookgasafvoer type
B32 niet aan vetdampen of een stofgeladen atmosfeer
blootgesteld is.
2.4
Voorschriften
De geyser mag enkel door een erkende installateur geïn-
stalleerdworden.
Die is ook verantwoordelijk voor de deskundige installati-
een de eerste inbedrijfname.
Voor de installatie van de geyser moet het advies van
degasmaatschappij ingewonnen worden.
Voor de installatie moeten vooral de volgende wetten,
verordeningen, technische regels, normen en bepalinge-
nin de geldige versie in acht genomen worden:
– NEN 1078. Voorschriften voor aardgasinstallaties
GAVO 1987 (en aanvullingen);
– NPR 3378.Toelichting bij NEN 1078;
– NEN 1010. Veiligheidsbepalingen voor laagspannings-
installaties;
– NEN 3287. Binnenrioleringen in woningen en woonge-
bouwen.
Aansluiting van condensvormende, met gasgestookte
toestellen.
– NEN 1006. Algemene voorschriften voor drinkwaterin-
stallaties.
– Het bouwbesluit.
– De voorschriften van het plaatselijk energiebedrijf.
Installatiehandleiding turboMAG 11-2/0, 14-2/0 en 17-2/0 0020013974_06
Veiligheid 2
5