Ontstekingssysteem
De motor is voorzien van een elektronische ontsteking. Alleen
de bougie heeft onderhoud nodig.
Aanbevolen bougie, zie Technische Gegevens.
BELANGRIJK! Een verkeerd type bougie kan de motor
beschadigen.
Vervangen van bougie
1 Trek de bougiedop los en maak het rond de bougie
schoon.
2 Verwijder de bougie met een 3/4' (19 mm) bougiedop.
3 Controleer de bougie. Vervang de bougie wanneer de
elektroden rondom verbrand zijn of wanneer de isolator
gescheurd of beschadigd is. Maak de bougie schoon met
een staalborstel als die moet worden gebruikt.
4 Meet de elektrodenafstand met een voelermaat. De
afstand moet 0,75 mm / 0,030" zijn. Stel de afstand indien
nodig af door de massaelektrode te buigen.
5 Schroef de bougie met de hand terug om te voorkomen
dat het schroefdraad beschadigd raakt.
6 Draai de bougie, als deze tegen de zitting aanligt, met een
bougiesleutel vast. Draai de bougie zo vast dat de ring
wordt samengedrukt. Een oude, opnieuw gebruikte
bougie moet 1/8 slag aangedraaid worden vanaf het
aanligpunt. Een nieuwe bougie moet 1/4 slag
aangedraaid worden vanaf het aanligpunt.
7 Zet de bougiedop terug.
BELANGRIJK! Een bougie, die niet goed is aangedraaid,
kan oververhitting veroorzaken en de motor beschadigen.
Een bougie, die te hard is aangedraaid, kan de
schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
Controle van veiligheidssysteem
De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat
starten of rijden onder de volgende condities verhindert.
De motor kan alleen in de volgende gevallen worden gestart:
•
Het maaidek staat in de geheven stand en de parkeerrem
is ingeschakeld.
De motor hoort in de volgende situaties te stoppen:
•
Het maaidek wordt omlaag gezet en de bestuurder staat
op van de stoel.
•
Het maaidek staat in de geheven stand, de parkeerrem is
niet ingeschakeld en de bestuurder staat op van de stoel.
Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door de
motor te starten terwijl niet wordt voldaan aan een van
bovenstaande voorwaarden. Wijzig de omstandigheden en
probeer het opnieuw.
Lampen vervangen
Voor informatie over het type lamp, zie Technische Gegevens.
1 Schroef de twee bouten los waarmee de kap vastzit op
het stuurbekrachtiginghuis. Eén schroef aan elke zijde.
22 –
Dutch
ONDERHOUD
2 Trek de kabels van de lampen los.
3 Druk het vergrendelingsmechanisme voorzichtig in en
haal de lampen los uit de beugels.
4 Steek de nieuwe lampen in de onderste sleuf op de
lampbehuizing.
5 Druk de lamp in positie in de vergrendelbeugel.
6 Plaats de lamphouder in de onderste sleuven op het
servohuis.
7 Plaats de kabels terug en schroef de lamphouder vast op
het servohuis.