Voor de start
•
Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
•
Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
BELANGRIJK!
Het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting mag niet geblokkeerd zijn door bijv.
kledingstukken, bladeren, gras of viezigheid. Dat
verslechtert de koeling van de motor.
Risico van ernstige motorbeschadigingen.
WAARSCHUWING! Breng geen wijzigingen
!
aan in de veiligheidsvoorzieningen van de
machine en controleer regelmatig of de
voorzieningen goed werken.
•
Lokaliseer en markeer stenen en andere vaste
voorwerpen om te vermijden dat u hier tegenaan rijdt.
•
Vermijd het maaien van een natte grasmat. Het
maairesultaat zal dan minder zijn.
•
Begin met een hoge maaihoogte en verminder tot het
gewenste maairesultaat wordt verkregen.
•
Het beste maairesultaat wordt verkregen bij het hoogste
toegestane motortoerental, zie de technische gegevens
(de messen draaien snel), en een lage rijsnelheid (de
Rider beweegt langzaam). Is het gras niet al te lang en
dicht op elkaar groeiend, kan de rijsnelheid worden
verhoogd zonder dat het maairesultaat merkbaar
verslechtert.
•
De mooiste grasmat krijgt u als u deze vaak maait. Het
maaien wordt regelmatiger en het afgeknipte gras wordt
gelijkmatiger over het oppervlak verdeeld. De totale tijd
die u aan het maaien besteedt wordt niet langer
aangezien een hogere rijsnelheid kan worden gekozen
zonder dat het maairesultaat slechter wordt.
•
Wanneer u de BioClip-functie gebruikt, komt het extra
nauw dat het maai-interval niet te lang is.
•
Spoel de onderkant van het maai-element na ieder
gebruik met water af, gebruik geen hogedrukspuit. Het
maaielement moet dan in servicestand worden gezet.
Rijden
Starten van de motor
1 Zorg ervoor dat de ontkoppelingshendel ingedrukt is.
Rider 316T AWD, 316TXs AWD en Rider 316Ts AWD
hebben afzonderlijke schakelaars voor de voor- en de
achteras.
2 Breng de maaikast omhoog door de hendel naar achter te
trekken naar de blokkeerstand (transportstand) en zet de
handrem aan. De motor kan niet opnieuw worden gestart,
als de parkeerrem niet wordt ingedrukt.
3 Breng de gasbediening naar de middelste stand.
4 Als de motor koud is, moet de chokebediening achteruit
naar zijn eindstand worden gebracht.
5 Draai de contactsleutel naar de startstand.
2
1
– 15
Dutch