Het concentrische systeem met geveldoorvoer moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
-
-
-
-
Afhankelijk van de opbouw van het concentrische systeem moet het toestel verder afgesteld worden door het
verwijderen van de luchtinlaatgeleider; zie Tabel 1 voor het bepalen van de voorwaarden en paragraaf 5.7,
Afstellen toestel, voor de werkwijze.
5.4.2.2 Plaatsen concentrische systeem met geveldoorvoer
!Let op
-
-
-
-
-
-
-
!Let op
-
-
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het concentrische systeem:
Ø
Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
Ø
Sluit de concentrische pijpstukken, het verloopstuk en zonodig de bocht aan.
Ø
Breng bij het rechthoekige systeem op elke verbinding eerst een koppelstuk aan zoals hieronder is beschreven
(zie bijlage 3, Afb. 3d):
!Let op
Bij de rechthoekige pijpstukken is de binnenpijp aan de onderkant langer dan de buitenpijp; de binnenpijp
schuift in de binnenpijp van de aansluitstomp of van het voorgaande pijpstuk;
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
NL
Op het toestel dient eerst minimaal 1 meter concentrische pijp verticaal aangesloten te worden;
De totale verticale pijplengte mag maximaal 4 meter bedragen;
Na het verticale deel wordt een 90º bocht (rond systeem) of een haaks verloopstuk (rechthoekig systeem)
aangesloten;
Bij toepassing van minimaal 1 meter t/m maximaal 4 meter verticale pijplengte mag de totale horizontale
pijplengte maximaal 5 meter bedragen (exclusief geveldoorvoer (zie bijlage 3, Afb. 3b en Afb. 3c).
Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het concentrische systeem en de
wanden bij toepassing van een rond systeem;
Houd een afstand van minimaal 23 mm aan tussen de buitenkant van het concentrische systeem en de
wanden bij toepassing van een rechthoekig systeem; deze afstand ligt vast door de constructie van het
rechthoekige systeem;
Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het concentrische systeem en het
plafond;
Gebruik onbrandbaar materiaal voor het inbouwen van het concentrisch systeem in bijvoorbeeld een koof;
Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal bij doorvoer door brandbaar materiaal;
De rozet (montagebinnenplaat) van de geveldoorvoer is te klein om de opening van Ø 250 mm bij
doorvoer door brandbaar materiaal af te dichten. Daarom moet eerst een hittebestendige tussenplaat van
voldoende grootte op de muur worden bevestigd. Vervolgens wordt de rozet op de tussenplaat
gemonteerd.
Bij toepassing van rechthoekige pijpen kan uitsluitend uitgemond worden in de wand waaraan het toestel
is opgehangen (er is geen bocht beschikbaar voor het rechthoekige concentrische systeem);
Bij uitmonding haaks op het toestel kan begonnen worden met rechthoekige pijpen, maar moet
overgegaan worden op het ronde systeem;
Sommige hittebestendige isolatiematerialen bevatten vluchtige componenten, die langdurig een
onaangename geur verspreiden; deze zijn niet geschikt.
Schroef voor het inkorten van een rechthoekig pijpstuk de binnenpijp los van de buitenpijp;
Maak de binnenpijp en de buitenpijp aan het boveneinde even lang;
Schroef de binnenpijp weer vast;
Plaats het koppelstuk met afdichting op het ingekorte pijpstuk en zet dit op beide kopse kanten vast met 2
zelfborende parkers.
Plaats een rode afdichting op de aansluitstomp van het toestel;
Plaats vervolgens het koppelstuk op de aansluitstomp;
Zet het koppelstuk op beide kopse kanten vast met 2 parkers;
Plaats een rode afdichting op het koppelstuk;
Plaats vervolgens een rechthoekig pijpstuk of een verloopstuk naar rond;
Zet het rechthoekige pijpstuk of het verloopstuk op beide kopse kanten vast met 2 parkers;
Bevestig bij elk volgend rechthoekig pijpstuk of bij het verloopstuk de afstandsbeugels op de pijp ter
hoogte van het koppelstuk;
Zet de afstandsbeugels vast aan de wand, zodat het gewicht van de pijpen niet op het toestel rust.
IN S TA L L AT IE HA N DL E I DI N G