NL 28
5.4.2 H
ET RIJDEN EN VERPLAATSEN VAN DE MACHINE
LET OP!
!
den. Ze mag (volgens het Wegenverkeersregelement) alléén gebruikt worden op
privéterrein dat voor verkeer gesloten is.
OPMERKING
geschakeld te zijn en het maaidek in de hoogste stand te staan (stand «7»).
➤
HF2•••SBE
Zet de gashendel in een tussenstand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» en zet de ver-
snellingspook in de 1e versnelling (☛ 4.22).
Houd het pedaal ingetrapt om zo de handrem uit te schakelen; laat het pedaal lang-
zaam opkomen zodat het pedaal van de «remfunctie» naar de «koppelingsfunctie»
overgaat, waarbij de achterwielen in werking gesteld worden (☛ 4.21).
LET OP!
!
ten dat de machine, door een te bruuske start, begint te steigeren en u de con-
trole over het stuur verliest.
Zorg dat u geleidelijk de gewenste snelheid bereikt door de gashendel en de versnel-
lingspook te bedienen; om van de ene versnelling naar de andere over te gaan dient u
de koppeling te bedienen door het pedaal half in te trappen (☛ 4.21).
➤
HF2•••HME
Zet de gashendel tijdens de trajecten in een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL».
Schakel de handrem uit en laat het rempedaal opkomen (☛ 4.31).
Trap het tractiepedaal (☛ 4.32) vooruit totdat de gewenste snelheid bereikt is door een
lichte druk op het pedaal uit te voeren en de gashendel te bedienen.
LET OP!
!
zoals reeds eerder beschreven is ( ☛ 4.32) om te voorkomen dat de machine
door een te bruuske bediening kan gaan steigeren en u de controle over het
stuur verliest, vooral op hellingen.
De machine is niet goedgekeurd om op de openbare weg te rij-
Tijdens het zich verplaatsen met de machine dienen de messen uit-
U dient de pedaal geleidelijk op te laten komen om te belet-
HF2•••HTE
Het inschakelen van de tractie dient uitgevoerd te worden
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN