6 Elektrische aansluiting
Kabelvereisten:
☐ Kabeldiameter: komt overeen met minstens de diameter van de aardleiding die op de
klemmenstrook voor de AC-aansluiting is aangesloten
Werkwijze:
1. Strip de mantel van de aardleiding.
2. Breng een kabelschoen aan op de aardleiding.
3. Reinig de contactoppervlakken van de kabelschoen met een schone doek en ethanolreiniger
en raak ze na het reinigen niet meer aan.
4. Sluit de aardleiding met de inbusschroef M5x14, de
onderlegring en de borgring aan op een
aansluitpunt voor de bijkomende aarding of
potentiaalvereffening (TX25, koppel: 4 Nm).
6.3
Ontvanger voor rimpelspanning aansluiten
Op de digitale ingang DI 1-4 kan een ontvanger voor rimpelspanning of afstandsbesturing worden
aangesloten.
In een systeem met meerdere omvormers moet de ontvanger voor rimpelspanning op de digitale
ingang DI 1-4 van de System Manager worden aangesloten.
Aanvullend vereist materiaal (niet bij de levering inbegrepen):
☐ 1 ontvanger voor rimpelspanning
Voorwaarden:
☐ De signaalbron moet technisch geschikt zijn voor aansluiting op de digitale ingangen (zie
hoofdstuk 13, pagina 95).
38
STPxx-50-BE-nl-10
SMA Solar Technology AG
1
2
Bedieningshandleiding