Tips voor bediening en gebruik
• Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten.
• Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt.
Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
• Schakel eerst met de hoofdhendel de spuitbomen uit
voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt. Nadat u
de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u met de
motortoerentalregelaar van de neutraalstand de motor
op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan.
• U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in
beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.
• Let op veranderingen in de gebruiksdosis die kunnen
aangeven dat uw snelheid te hoog is voor het bereik van
de spuitdoppen of dat er problemen zijn met het
spuitsysteem.
De spuitmachine reinigen
Belangrijk
U moet de spuitmachine altijd onmiddellijk
na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit
nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen
uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp
en andere onderdelen verstopt raken.
Opmerking: Om dit proces te automatiseren, moet u de
optionele spoelset installeren.
1. Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem
in werking, zet de schakelhendel in de neutraalstand en
zet de motor af.
2. Gebruik de aftapknop van de tank om ongebruikt
materiaal uit de tank te laten lopen en af te voeren
volgens de plaatselijk geldende voorschriften en de
instructies van de fabrikant van de chemische stoffen.
3. Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit
het deksel.
Opmerking: Indien nodig kunt u een
reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water.
Gebruik alleen schoon water voor de laatste spoeling.
4. Start de motor.
5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand, trap het
gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar
van de neutraalstand op Aan.
6. Zorg ervoor dat de mengregelklep is ingeschakeld.
7. Schakel de pomp in en zet de druk op een hoge
instelling met behulp van de knop voor de
gebruiksdosis.
8. Zet de hoofdhendel en de hendels van de spuitbomen in
de Aan-stand om te beginnen met spuiten.
9. Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar
buiten spuiten.
10. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken.
11. Zet de hoofdhendel in de Uit-stand, schakel de pomp uit
en zet de motor af.
12. Herhaal stappen 3 tot en met 11 nog minstens 2 keer om
er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is
gereinigd.
13. Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen, blz. 46.
Belangrijk
Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet
u de zuigkorf na elke tank reinigen.
14. Spuit met een tuinslang de buitenkant van de
spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water.
15. Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand.
Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
29