T1
T2 T3
L1
L2 L3
N
N
N
L1
L2 L3
N
M1
Driefasenaansluitingen voor één pomp
T1
T2 T3
L1
L2 L3
N
N
L1
L2 L3
M1
Driefasenaansluitingen voor één pomp zonder neutraal, uitsluitend
voor Noorwegen
Gerelateerde informatie
2.2.1 De rubberen afdichtingen monteren
6.15.4 De motorbeveiliging instellen met Grundfos GO Remote
8.2 Code 2 (Voedingsfase ontbreekt)
8.4 Code 9 (Verkeerde fasenvolgorde)
2.3.4 Een niveausensor aansluiten
U kunt een analoge niveausensor, zoals een druksensor, of een
digitale niveausensor, zoals een vlotterschakelaar, aansluiten.
1.
Draai de schroeven los en verwijder het voorpaneel.
Zorg ervoor dat u de kabel tussen het voordeksel en het
achterdeksel niet beschadigt.
2.
Leid de draden door een van de kabelwartels.
3.
Voer, afhankelijk van het type draad, een van de volgende
acties uit:
• Leid een afgeschermde draad door de kabelklem.
CIO1
• Bevestig een niet-afgeschermde draad met een kabelbinder
aan de beschermkap.
PE
PE
PE
A
B
A
B
PTC1
PTC2
PE
PE
PE
PE
A
B
A
B
PTC1
PTC2
PE
GND
DIO1 GND DIO2 GND DI1
CIO1 GND CIO2 GND 24V
4.
Verbind de draden met de volgende klemmen, afhankelijk van
het type en de functie van de sensor. Bij gebruik van een
analoge sensor kunnen niveauschakelaars worden gebruikt om
redundantie of beveiliging toe te voegen via een extra
droogloopsensor, sensor voor hoog niveau of beide.
Sensortype Sensorfunctie
Analoog
Alle niveaus
Droogloopniveau
Uitschakelniveau
Digitaal
Inschakelniveau, pomp 1
Niet in gebruik
Hoog niveau
Gerelateerde informatie
2.2.2 Het voordeksel verwijderen
3.6 De IO-klemmen configureren via Grundfos GO Remote
2.3.5 Een storingsmelder aansluiten
U kunt een storingsmelder, zoals een zoemer of lamp, aansluiten
op de uitvoerrelais Alarm 1 en Alarm 2. De regelaar activeert de
storingsmelder als een alarm of waarschuwing wordt gedetecteerd.
U kunt het gedrag van de uitgangen wijzigen met Grundfos GO
Remote onder Relaisuitgang 1 en Relaisuitgang 2.
Standaardinstellingen van de klemmenblokken
Klemmenblok
Standaardfunctie
Alarm 1
Alle alarmen
Alarm 2
Hoog niveau
1.
Draai de schroeven los en verwijder het voorpaneel.
Zorg ervoor dat u de kabel tussen het voordeksel en het
achterdeksel niet beschadigt.
2.
Leid de draden door een van de kabelwartels.
3.
Verbind de draden met de relevante klemmen, afhankelijk van
het type storingsmelder. Opmerking: alle draden moeten
binnen in de kast worden vastgezet met kabelbinders.
• NO (Normaal open) en C (Algemeen)
• NC (Normaal gesloten) en C (Algemeen).
GND DI2
GND
GND 24V
GND
Klemmen
CIO1 - GND - 24 V
CIO2 - GND
DIO1 - GND
DIO2 - GND
DI1 - GND
DI2 - GND
301