Faxen
Faxen
Opmerking: de faxfunctie is niet op alle printermodellen beschikbaar.
ADI
Gebruik de ADI voor documenten met meerdere
pagina's.
De printer voorbereiden op het faxen
Initiële installatie fax
In veel landen en regio's is het nodig dat uitgaande faxen de volgende informatie bevatten in de kantlijn aan de
bovenkant of onderkant van elke verzonden pagina of op de eerste pagina van de overdracht: de stationsnaam
(identificatie van het bedrijf, de organisatie of de persoon die het bericht verstuurt) en het stationsnummer
(telefoonnummer van het faxapparaat, bedrijf, organisatie of persoon).
Om uw faxinstellingen in te voeren gebruikt u het bedieningspaneel van de printer of u gebruikt uw browser om de
Embedded Web Server te openen en vervolgens het menu Instellingen te openen.
Opmerking: Als u geen TCP/IP-omgeving heeft, dient u het bedieningspaneel van de printer te gebruiken om uw
faxinstellingen in te voeren.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken om de fax in te stellen.
Als de printer voor het eerst wordt ingeschakeld of als de printer gedurende lange tijd uitgeschakeld is geweest, wordt
er een reeks opstartmenu's weergegeven. Als de printer over een faxfunctie beschikt, zullen de volgende schermen
worden weergegeven:
Stationsnaam
Stationsnummer
1
Als Stationsnaam wordt weergegeven, voert u de naam in die u op alle uitgaande faxen wilt afdrukken.
2
Druk opSubmit (Indienen) nadat u de stationsnaam heeft ingevoerd.
Glasplaat
Gebruik de glasplaat voor één pagina, kleine voorwerpen (zoals brief-
kaarten of foto's), transparanten, fotopapier of dun materiaal (zoals
knipsels uit tijdschriften).
106