5.3
Modi
De modi kunt u vanuit elke modus met de rechter keuzetoets
Modus direct activeren. Als de CV-installatie met meerdere
zones uitgerust is, dan geldt de geactiveerde modus alleen
voor de zone die de installateur vooraf ingesteld heeft.
Bij meerdere geactiveerde zones kunt u via de linker keuze-
toets Menu → Basisinstellingen voor elke zone een afzon-
derlijke modus instellen.
De padopgave aan het begin van de beschrijvingen van een
modus geeft aan hoe u in de menustructuur naar deze mo-
dus gaat.
5.3.1
Modus Verwarmen instellen
Modus → Verwarmen
Menu → Basisinstellingen → Modus → ZONE1 → Verwar-
men
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe de CV-installatie
bij het verwarmen moet werken.
uit: in deze modus is de zone uitgeschakeld en de vorstbe-
veiligingsfunctie is geactiveerd.
Auto: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. verwarmen in de ingestelde tijds-
vensters die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt.
Buiten de tijdsvensters regelt de systeemthermostaat het
door de installateur ingestelde regelingsgedrag.
–
Eco: de verwarmingsfunctie is uitgeschakeld en de sys-
teemthermostaat bewaakt de buitentemperatuur. Als de
buitentemperatuur onder 3 °C daalt, dan schakelt de sys-
teemthermostaat na het verstrijken van de vorstbeveili-
gingsvertragingstijd de verwarmingsfunctie in en regelt
de kamertemperatuur op de ingestelde gewenste tempe-
ratuur Nachttemp. verw.. Ondanks ingeschakelde ver-
warmingsfunctie is de brander alleen indien nodig actief.
Als de buitentemperatuur boven 4 °C stijgt, dan schakelt
de systeemthermostaat de verwarmingsfunctie uit, maar
de bewaking van de buitentemperatuur blijft actief.
–
Nacht: de verwarmingsfunctie is ingeschakeld en de
systeemthermostaat regelt de kamertemperatuur op de
ingestelde gewenste temperatuur Nachttemp. verw..
Dag: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. verwarmen, zonder rekening te hou-
den met de ingestelde tijdsvensters, die u in het tijdspro-
gramma vastgelegd hebt.
Nacht: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Nachttemp. verw., zonder rekening te houden
met de ingestelde tijdsvensters, die u in het tijdsprogramma
vastgelegd hebt.
5.3.2
Modus Koelen instellen
Modus → Koelen
Menu → Basisinstellingen → Modus → ZONE1 → Koelen
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe de CV-installatie
bij het koelen moet werken.
uit: In deze modus is de zone uitgeschakeld.
Auto: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. koelen in de ingestelde tijdsvensters
die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt. Buiten de tijds-
vensters is de functie Koelen uitgeschakeld.
Dag: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. koelen, zonder rekening te houden
0020237630_03 Gebruiksaanwijzing
met de ingestelde tijdsvensters, die u in het tijdsprogramma
vastgelegd hebt.
5.3.3
Modus Ventileren instellen
Hoe het ventilatietoestel met de ventilatiestanden werkt,
vindt u in de gebruiksaanwijzing van het ventilatietoestel te-
rug.
Modus → Ventileren
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe het ventilatietoe-
stel zich bij de ventilatie moet gedragen.
Auto: de modus regelt de luchtuitwisseling via de ingestelde
ventilatiestand Max. vent.stand dag in de ingestelde tijds-
vensters die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt. De in-
gestelde ventilatiestand Max. vent.stand nacht is buiten de
tijdsvensters actief.
Als aan het ventilatietoestel luchtkwaliteitssensoren aange-
sloten zijn, dan varieert het ventilatietoestel de ventilatiestan-
den:
–
Bij goede luchtkwaliteit werkt het ventilatietoestel met
een lagere ventilatiestand dan de ingestelde ventilatie-
stand.
–
Bij slechte luchtkwaliteit werkt het ventilatietoestel met
een hogere ventilatiestand. Het ventilatietoestel kan de
ingestelde ventilatiestand Max. vent.stand dag en Max.
vent.stand nacht echter niet overschrijden.
Dag: de bedrijfswijze regelt de luchtuitwisseling constant met
de waarde die u in de ventilatiestand Max. vent.stand dag
ingesteld hebt.
Nacht: de bedrijfswijze regelt de luchtuitwisseling constant
met de waarde die u in de ventilatiestand Max. vent.stand
nacht ingesteld hebt.
5.3.4
Modus warmwaterbereiding instellen
Modus → Warm water
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe de CV-installatie
bij de warmwaterbereiding moet werken.
uit: de warmwaterbereiding is uitgeschakeld en de vorstbe-
schermingsfunctie is geactiveerd.
Auto: de modus regelt de warmwaterbereiding op de inge-
stelde gewenste temperatuur Warm water in de ingestelde
tijdsvensters die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt.
Dag: de modus regelt de warmwaterbereiding op de inge-
stelde gewenste temperatuur Warm water, zonder rekening
te houden met de ingestelde tijdsvensters die u in het tijds-
programma vastgelegd hebt.
5.3.5
Modus circulatie
De modus circulatie komt altijd overeen met de modus warm
water. U kunt geen afwijkende modus instellen.
17