INSTALLATIE-
VOORWAARDEN
MONTAGE
Om te bepalen of de installatie van de ventilatie-unit in een bepaalde ruimte
mogelijk is, moet er rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
de ruimte moet vorstvrij zijn
-
de installatie moet gebeuren volgens de algemene en plaatselijk geldende
veiligheid- en installatievoorschriften van onder andere ventilatie,
elektriciteit en riolering alsmede volgens de voorschriften in deze
handleiding
-
in de ruimte moeten volgende voorzieningen aanwezig zijn:
• luchtkanaalaansluitingen
• 230V±10%, enkelfasig, 50Hz stopcontact
• voorziening voor de condensafvoer
-
er mag geen bouwstof in de ventilatie-unit of in het luchtkanalensysteem
komen
MONTAGE VENTILATIE - UNIT
De ventilatie-unit moet gemonteerd worden op een
wand of plafond met voldoende stevigheid.
Schroeven en rondellen zijn meegeleverd.
Voor beton en steen is een plug van diameter
10 mm geschikt. Gebruik de geschikte
bevestigingsmaterialen in functie van de wand-
of plafondopbouw.
Monteer de ventilatie-unit steeds op een manier dat
een goede condensafvoer verzekerd is.
Bij wandmontage dient de unit steeds waterpas te
staan.
Bij plafondmontage is het voor een verbeterde
condensafvoer aan te raden de unit onder een
lichte hoek te monteren.
Zorg er bij inbouw in een vals plafond voor dat de ventilatie-unit met een luik
bereikbaar is om noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
INSTALLATIEVOORWAARDEN / MONTAGE 09