4.3
OPSTARTKALIBRATIE
Twee uur na de start van uw sensorsessie (zie hoofdstuk 3,
paragraaf 3.7: Een sensorsessie starten) geeft de ontvanger
aan dat u een kalibratie moet uitvoeren. De melding
'Opstartkalibratie' verschijnt. Deze melding betekent dat
u een kalibratie moet uitvoeren door het invoeren van
2 afzonderlijke bloedglucosewaarden van uw meter. De
glucosemetingen van uw sensor verschijnen pas nadat de
ontvanger de bloedglucosewaarden heeft geaccepteerd.
1. Wanneer u dit scherm ziet, drukt u op
het scherm te wissen.
2. Voer met uw meter 2 afzonderlijke bloedglucosemetingen uit en voer de
bloedglucosewaarden in de ontvanger in (zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.2:
Kalibratieprocedure).
3. U kunt de melding wissen door op de knop
bloeddruppelsymbool blijft bovenaan de trendgrafiek staan totdat u een kalibratie
uitvoert. Het systeem waarschuwt u om de 15 minuten opnieuw totdat u de
bloedglucosewaarden hebt ingevoerd. De glucosemetingen van uw sensor verschijnen
pas nadat de ontvanger de bloedglucosewaarden heeft geaccepteerd.
Als u de melding niet wist, blijft het systeem u om de 5 minuten opnieuw waarschuwen.
4.4
KALIBRATIE-UPDATE OM DE 12 UUR
Kalibreer uw systeem om de 12 uur na uw opstartkalibratie (uitgevoerd 2 uur nadat u de
sensor hebt ingebracht) om te zorgen dat de glucosemetingen van uw sensor juist zijn
en dicht bij de bloedglucosewaarden van uw meter liggen. U kunt bloedglucosewaarden
invoeren die u tijdens een sensorsessie hebt gemeten. Als u de afgelopen 12 uur
geen bloedglucosewaarden heeft ingevoerd, vraagt de ontvanger u naar een
bloedglucosewaarde om de kalibratie bij te werken. Volg voor het invoeren van deze
kalibratie de volgende stappen.
De glucosewaarden van uw sensor kunnen onnauwkeurig zijn als u niet
minstens om de 12 uur kalibreert.
SELECTEREN
SELECTEREN
Gebruikershandleiding voor het Dexcom G4 PLATINUM systeem
Melding opstartkalibratie
om
te drukken. Het
|
53