9
9.5
SENSORONNAUWKEURIGHEDEN
Onnauwkeurigheden hebben meestal alleen betrekking op uw sensor en niet op uw
ontvanger of zender. De door de sensor gemeten glucosewaarden mogen alleen
voor de trendbepaling worden gebruikt. Uw bloedglucosemeter en de sensor meten
uw glucosewaarde aan de hand van twee verschillende lichaamsvloeistoffen: bloed
en interstitiële vloeistof. Daarom zijn de waarden van de bloedglucosemeter en de
sensorwaarden niet noodzakelijkerwijs identiek.
De glucosewaarden van uw sensor kunnen onnauwkeurig zijn als u niet
minstens om de 12 uur kalibreert.
Om het systeem te kalibreren, moet u de door uw bloedglucosemeter
aangegeven bloedglucosewaarde binnen 5 minuten na een zorgvuldig
verrichte meting precies invoeren. Als u onjuiste bloedglucosewaarden of
bloedglucosewaarden van meer dan 5 minuten oud invoert, kan dit leiden
tot onjuiste glucosemetingen van uw sensor.
Als u een verschil ziet tussen de glucosemeting van uw sensor en de bloedglucosewaarde
die groter is dan de industriestandaard van 20%/20 mg/dl, moet u uw handen wassen en
een aanvullende bloedglucosemeting uitvoeren. Als de bloedglucosewaarde buiten de
industriestandaard blijft, voer die bloedglucosewaarde dan als kalibratie in de ontvanger
in. De glucosemeting van uw sensor wordt gedurende de daaropvolgende 15 minuten
gecorrigeerd. Als u verschillen ziet tussen de glucosemetingen van uw sensor en de
bloedglucosewaarden die buiten dit aanvaardbare bereik liggen, volg dan de onderstaande
tips voor het oplossen van problemen voordat u de volgende sensor inbrengt:
•
Zorg dat de uiterste gebruiksdatum van uw sensor niet is verstreken.
• Voer geen kalibratie uit als
• Gebruik geen andere plaats voor uw bloedglucosemeting (uw palm of onderarm etc.)
voor kalibratie omdat op een andere plaats gemeten glucosewaarden kunnen afwijken
van die van de plek die u normaal gesproken gebruikt. Gebruik voor de kalibratie alleen
een bloedglucosewaarde die u met een bloedglucosemeter hebt verkregen.
• Alleen bloedglucosewaarden tussen 40-400 mg/dL kunnen ter kalibratie worden
gebruikt. Als een of meer van de door u ingevoerde meetwaarden buiten dit bereik lag,
wordt de ontvanger niet gekalibreerd. U zult moeten wachten met kalibreren totdat uw
bloedglucosewaarde weer binnen dit bereik ligt.
104
|
Dexcom G4 PLATINUM continu glucosemonitoringsysteem
of
wordt weergegeven.