3 Papier plaatsen
5.
Plaats het papier netjes en stevig
tegen de linkerhoek van de lade, met
de te bedrukken zijde naar boven.
OPMERKING: Plaatst geen verschillende
papiersoorten of -formaten tegelijk in
lade 2.
OPMERKING: Plaats geen papier
boven de maximum vullijn. Dit kan
een papierstoring of apparaatstoring
veroorzaken.
6.
Pas de papiergeleiders zodanig aan
dat ze de randen van het papier net
raken. Zorg dat de pijl op de
rechterpapiergeleider naar de
markering voor het gewenste
papierformaat op het label wijst.
OPMERKING: Als u de papiergeleiders
niet goed aanpast, kan dit tot een
papierstoring leiden.
OPMERKING: Als u een betrekkelijk kleine stapel papier in de lade plaatst en u de
rechterpapiergeleider strak tegen de rand van het papier plaatst, kan de stapel papier
gaan kromtrekken. Zolang de pijl op de papiergeleider naar de juiste markering voor
het papierformaat op het label wijst, veroorzaakt dit geen papierstoring.
7.
Duw lade 2 rustig terug op zijn plaats.
8.
Geef het papierformaat en de papierrichting op via het bedieningspaneel.
Voor informatie over het opgeven van het papierformaat en de papierrichting
raadpleegt u Het formaat en de richting van het papier in de laden opgeven op
pagina 50.
Het formaat en de richting van het papier in de laden opgeven
Nadat u papier in de laden heeft geplaatst, moet u het formaat en de richting van het
papier handmatig opgeven.
In de volgende stappen wordt beschreven hoe het formaat en de richting van het papier
via het bedieningspaneel opgegeven kan worden.
1.
Houd de toets <Papierinvoer>
vier seconden lang ingedrukt.
De mode Papierinstellingen wordt
geactiveerd op het apparaat.
50
Toets <Papierinvoer>