16
NL
knop te drukken (4.9.2) tot de bedieningsmotor stilstaat.
De opvangzak gaat terug naar de werkpositie met behulp van de
knop (4.9.3) die ingedrukt wordt gehouden tot veerhaak vastklikt en
de bedieningsmotor stilstaat.
4.10 C
ONTROLELAMPJES EN GELUIDSSIGNALERINGSSYSTEEM
a
b
c
Daarna licht een controlelampje op om aan te geven:
a)
handrem ingeschakeld;
b)
afwezigheid van de opvangzak of de steenbeschermkap;
c)
messen ingeschakeld;
d)
bestuurder afwezig;
e)
versnelling in de "vrije" stand.
f)
continu= probleem bij het opladen van de accu (bij draaiende motor);
knipperend vóór de start = de accu kan de motor niet starten en het is bijgevolg
noodzakelijk contact op te nemen met een geautoriseerd Servicecentrum.
Het akoestisch signaal is:
– ononderbroken:
– onderbroken
4.11 D
ISPLAY VAN HET INSTRUMENTENBORD
Wanneer de sleutel in de stand «DRAAIEN» gedraaid wordt,
worden alle iconen gedurende een halve seconde gelijktijdig
ingeschakeld (met een kort akoestisch signaal) om te duiden
op de correcte werking; vervolgens schakelt de display over
op de functie "Urenteller".
– Met de knop «MODE» heeft men in sequentie toegang tot
de verschillende functies.
d
e
f
= tussenkomst van het beschermingssysteem van de elektronische
kaart;
= motor langer dan 30 seconden uitgeschakeld met sleutel in stand
«DRAAIEN»
= zak vol.
➤
(
indien aanwezig)
BEDIENINGSELEMENTEN
Wanneer de sleutel in de stand «DRAAIEN»
gedraaid wordt, lichten alle controlelampjes
gedurende een halve seconde op (met een
kort akoestisch signaal) om te duiden op de
correcte werking.
4.9.2
4.9.3