Paneelcontroller
8.2
Vertragingstijd
Om ongewenste alarmen te voorkomen is het mogelijk om de verzending van het eerste
alarmsignaal te vertragen. Het transmissieapparaat voor doormelding naar de brandweer
wordt in dit geval niet geactiveerd. Tijdens de vertraging kan de alarmmelding worden
gecontroleerd om er zeker van te zijn dat de melding terecht is.
Met behulp van de FSP-5000-RPS programmeersoftware kunnen verschillende strategieën
worden geprogrammeerd om ongewenste alarmen te voorkomen. Deze methode worden
hoofdzakelijk toegepast in rookmelders, maar kunnen ook worden gebruikt voor elke
willekeurige andere melder of detector, afhankelijk van de programmering.
De programmeerbare alarmvertragingen die in het display van de paneelcontroller kunnen
worden weergegeven, staan hieronder uitgelegd:
Alarmverificatie
Wanneer de ontvangst van de alarmmelding wordt bevestigd op de paneelcontroller, gaat de
verificatietijd in. Tijdens de verificatietijd moet de melding op locatie waar de melder het
systeem heeft geactiveerd, worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat het alarm terecht
is afgegaan. De duur van de verificatietijd kan voor elke zone afzonderlijk worden
geprogrammeerd. Zie ook Paragraaf 9 Brandalarm, Pagina 45 en Paragraaf 9.6 Verificatie
activeren, Pagina 47.
Als tijdens de verificatie blijkt dat de alarmmelding terecht is, kan een alarm handmatig
worden geactiveerd of door een handbrandmelder te activeren. Het transmissieapparaat voor
melding aan de brandweer wordt geactiveerd.
Afhankelijk van de configuratie wordt een pre-alarm weergegeven voor de volgende
alarmvertragingen:
–
–
–
Bosch Sicherheitssysteme GmbH
Tijdelijke alarmopslag
Als een melder met een tijdelijke alarmopslag een alarm activeert, wordt dit weergegeven
als pre-alarm in het display van de centrale. Het transmissieapparaat voor doormelding
naar de brandweer wordt niet geactiveerd. De melder die de alarmmelding genereert,
wordt gereset na het eerste signaal.
Het pre-alarm wordt omgezet in een hoofdalarm als dezelfde melder binnen een
geprogrammeerde tijd opnieuw een alarmsignaal genereert. Op het display wordt
afgeteld naar het hoofdalarm. De transmissieapparaten en signaalgevers worden
geactiveerd.
Twee-melder-afhankelijkheid
Als een melder met afhankelijkheid van twee melders een eerste alarm genereert, wordt
dit weergegeven als pre-alarm in het display van de centrale. Het transmissieapparaat
voor doormelding naar de brandweer wordt niet geactiveerd. De melder die de
alarmmelding genereert, wordt gereset na het eerste signaal.
Het pre-alarm wordt omgezet in een hoofdalarm als een tweede melder in dezelfde
detectiezone een alarmmelding genereert. De transmissieapparaten en signaalgevers
worden geactiveerd.
Twee-zone-afhankelijkheid
Als een melder met afhankelijkheid van twee zones een eerste alarm genereert, wordt dit
weergegeven als pre-alarm in het display van de centrale. Het transmissieapparaat voor
doormelding naar de brandweer wordt niet geactiveerd. De melder die de alarmmelding
genereert, wordt gereset na het eerste signaal.
Het pre-alarm wordt omgezet in een hoofdalarm als een tweede melder in een andere
detectiezone een alarmmelding genereert. De transmissieapparaten en signaalgevers
worden geactiveerd.
Gebruikershandleiding
Alarm | nl
40
F.01U.076.978 | 5.0 | 2009.06