4. Laat de riem ronddraaien en controleer deze op
overmatige slijtage of beschadigingen. Indien
nodig vervangen.
1
Figuur 25
1. Aandrijfriem
2. Primaire koppeling
3. Secundaire koppeling
Aandrijfriem vervangen
1. Laat de aandrijfriem over de secundaire koppeling
ronddraaien (Fig. 25).
2. Verwijder de riem van de primaire koppeling
(Fig. 25).
3. Om de riem terug te plaatsen, voert u
bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde
uit.
Riem van de dynamo van de
starter afstellen
De spanning van de riem van de dynamo van de
starter moet na de eerste gebruiksdag worden
gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren.
1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak,
stel de parkeerrem in werking, draai het
contactsleuteltje op uit en verwijder het sleuteltje
uit het contact.
2. Draai de ankerbout van de dynamo van de starter
los (Fig. 26).
2
3
1. Ankerbout van de dynamo
2. Contramoer
3. 14 Nm
4. 6 mm
3. Draai aan de contramoer op de stang van de
starter (Fig. 26) totdat de riem 6 mm doorhangt
als een kracht van 14 Nm wordt uitgeoefend
4. Draai de ankerbout van de dynamo van de starter
vast (Fig. 26).
Toespoor voorwielen afstellen
Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100
bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden.
1. De afstand van de onderkant van de lip tot de
grond moet 22,9 tot 24,8 cm zijn, waarbij de
banden op een spanning van 83 kPa (12 psi)
moeten zijn gebracht. Instellen indien dit nodig is;
zie Voorwielophanging instellen, blz. 27.
2. Meet ter hoogte van de assen de afstand tussen de
voorbanden (aan de voorkant en de achterkant van
de wielen) (Fig. 27). De afstand die is gemeten bij
de voorste wielen, moet gelijk zijn aan de afstand
die is gemeten bij de achterste wielen,
namelijk 6 mm.
28
4
3
Figuur 26