Voor het gebruik
Carteroliepeil controleren
Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met
olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd
voordat en nadat de motor voor de eerste keer is
gestart.
1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een
schone doek (Fig. 2). Steek de peilstok in de buis.
Let erop dat de peilstok er volledig in schuift.
Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.
Figuur 2
1. Peilstok
2. Dop van vulbuis
3. Als het oliepeil laag is, moet u de vuldop
losmaken van het klepdeksel (naast de peilstok)
en voldoende olie bijvullen totdat het peil de
VOL-markering op de peilstok bereikt; zie
Motoroliepeil controleren, blz. 23. Vul de olie
langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het
peil. Niet te vol vullen.
4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Bandenspanning controleren
U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of
dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze
correct is. De luchtdruk in de voor- en achterbanden
moet liggen tussen 55-152 kPa (8-22 psi).
De benodigde bandenspanning is afhankelijk van de
nuttige lading die wordt vervoerd. Hoe lager de
spanning, des te minder de compactie en de vorming
van bandensporen wordt beperkt. Een lagere
bandenspanning moet worden vermeden als een zware
nuttige lading wordt vervoerd bij hoge snelheden.
De bandenspanning moet hoger zijn als een zware
nuttige lading wordt vervoerd bij hoge snelheden.
Zorg ervoor dat de maximale bandenspanning niet
wordt overschreden.
Brandstoftank
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden en materiële schade
veroorzaken.
•
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
•
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
benzinetank tot 2,5 cm vanaf de onderkant van
2
de vulbuis. Deze ruimte in de tank is nodig voor
het uitzetten van de brandstof.
•
Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent
1
en houd de brandstof uit de buurt van open
vlammen of vonken.
•
Benzine in een goedgekeurd vat of blik en
buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit
meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.
•
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de tank bij te
vullen.
•
Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren, hetgeen de
afvoer van statische lading kan bemoeilijken.
•
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een voertuig met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als
het voertuig met de wielen op de grond staat.
•
Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur
dergelijke voertuigen op een truck of aanhanger
bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met
behulp van een vulpistool van een pomp.
•
Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat te
houden, totdat u klaar bent met bijvullen.
13
GEVAAR