Bevestiging
VOORZICHTIG
De lucht die uit de pomp stroomt kan verontreinigingen
bevatten. Voer de uitlaatlucht naar een afgelegen plaats
indien de verontreiniging de materiaalaanvoer kan
beïnvloeden. Zie Afvoeren van uitstromende lucht
op blz. 9.
D Overtuig u ervan dat het oppervlak waarop de pomp
gemonteerd wordt stevig genoeg is om het gewicht van
pomp, slangen en toebehoren te dragen, en ook nog de
mechanische belasting die door het werken van de pomp
ontstaat.
D De pomp moet altijd rechtstreeks met bouten op het
bevestigingsoppervlak vastgeschroefd worden.
D Bevestig de pomp zodanig dat het luchtklepdeksel (2),
de luchtinlaat en de materiaal in- en uitlaatpoorten
goed bereikbaar zijn, zodat gebruik en onderhoud
eenvoudig zijn.
D Een rubber trillingdempersset 236452 is verkrijgbaar
voor minder lawaai en trillingen bij het gebruik.
Luchtleiding
WAARSCHUWING
Uw systeem moet voorzien zijn van een drukontlastende
luchtkraan (B), om lucht te laten ontsnappen die is blijven
zitten tussen de kraan en de pomp. Opgesloten lucht
kan de pomp onverwachts laten lopen, wat ernstige
verwondingen tot gevolg kan hebben, ook door het spatten
van materiaal in de ogen of op de huid, verwondingen
door bewegende delen, of verontreiniging met gevaarlijk
materiaal. Zie Afb. 3.
1.
Installeer de luchtleidingstoebehoren zoals afgebeeld
in Afb. 2–4 op blz. 6 en 8. Bevestig deze toebehoren
aan de muur of aan een muurconsole. Let erop dat
de luchtleiding die de toebehoren voedt geaard is.
a.
Installeer een luchtreduceerventiel (C) met mano-
meter om de materiaaldruk te regelen. De materiaal-
druk aan de uitlaat is hetzelfde als de ingestelde
luchtdruk aan het reduceerventiel.
Installatie
b.
c.
2.
Monteer tussen de toebehoren en de 1/2 npt(i) luchtinlaat
(N) pomp, een geaarde, soepele luchtslang (A). Zie Afb. 5.
Gebruik een luchtslang met een binnendiameter van
tenminste 9,5 mm (3/8") mm. Monteer een snelkoppeling
(D) op het eind van de luchtslang (A), en schroef de
bijpassende nippel goed in de luchtinlaat van de pomp.
Plaats de koppeling (D) nog niet op nippel, totdat u klaar
bent om de pomp te gaan gebruiken.
Installatie van externe hulpluchtleidingen
1.
Zie de onderdelentekeningen. Sluit de luchtleiding aan
op de pomp zoals in de stappen hierboven is aangegeven.
2.
Sluit een buis met een buitendiameter van 6,35 mm
(1/4 in.) aan op de drukstekkers (14) op de luchtmotor
van de pomp.
OPMERKING: Koppelingen van een ander formaat of type
kunnen worden gebruikt wanneer u de drukstekkers
vervangt. Voor de nieuwe koppelingen is wél schroefdraad
van 1/8 inch npt vereist.
3.
Sluit de overige uiteinden van de buizen aan op het
externe luchtsignaal, bijv. de Cycleflo-regelaar (onder-
deelnr. 195264) of de Cycleflo-II-regelaar (onderdeelnr.
195265) van Graco.
OPMERKING: De pomp werkt pas, als de luchtdruk bij
de koppelingen minimaal 30% is van de luchtdruk naar
de luchtmotor.
Aanzuigslang
1.
Gebruik geaarde materiaalslangen. De materiaalinlaat
(R) van de pomp heeft de maat 1" npt(i). Zie Afb. 5.
Schroef de slangfitting goed vast in de inlaat van de
pomp.
2.
Als de inlaatdruk van de pomp meer is dan 25% van
de uitlaatdruk, zullen de kogels niet snel genoeg op de
zittingen komen, wat de pompwerking inefficiënt maakt.
3.
Een materiaalinlaatdruk van meer dan 0,1 MPa (1 bar)
verkort de levensduur van de membranen.
4.
Zie bij Technische Gegevens op blz. 33 voor de
maximum aanzuighoogte (nat en droog).
Plaats de ene zelfontlastende kraan (B) dicht bij de
pomp, en gebruik hem om opgesloten lucht te laten
ontsnappen. Zie de WAARSCHUWING boven.
Plaats de andere drukontlastende luchtkraan (E)
stroomopwaarts van alle luchtleidingsaccessoires,
en gebruik die om de accessoires af te sluiten
tijdens schoonmaak- en reparatiewerkzaamheden.
Het luchtleidingsfilter (F) verwijdert schadelijk vuil
en vocht uit de aangevoerde perslucht.
308479
5