Storingen opsporen en verhelpen
WAARSCHUWING
Om het risico van ernstig letsel te verminderen moet u
elke keer als u de instructie krijgt om de druk te ontlasten
de Drukontlastingsprocedure op blz. 11 volgen.
PROBLEEM
Pomp slaat af, hapert of houdt de
druk niet vast.
Pomp wil niet lopen of maakt één
slag en stopt dan weer.
De pomp werkt onregelmatig.
Luchtbellen in de vloeistof.
14
308479
D Ontlast de druk voor het controleren of onderhouden
D Controleer eerst alle mogelijke oorzaken en problemen,
OORZAAK
Versleten kogels (301), zittingen
(201) of O-ringen (202).
Luchtklep zit vast of is vuil.
Kogel (301) is erg versleten en is
in zitting (201) of spruitstuk (102 of
103) gedrongen.
Kogel (301) is in de zitting (201)
gedrongen als gevolg van overdruk.
Doseerkraan verstopt.
Verstopte aanzuigleiding.
Klevende of lekkende kogels (301).
Gescheurd membraan.
Geblokkeerde luchtuitlaat.
Zuigbuis zit los.
Gescheurd membraan.
Los inlaatspruitstuk (102),
beschadigde afdichting tussen
spruitstuk en zitting (201),
beschadigde O-ringen (202).
Bout van membraanas zit los (107).
Beschadigde O-ring (108).
van het toestel.
voordat u de pomp demonteert.
OPLOSSING
Vervangen. Zie blz. 18.
Haal de luchtklep uit elkaar en
maak deze schoon. Zie blz. 16.
Gebruik gefilterde lucht.
Vervang kogel en zitting.
Zie blz. 18.
Monteer een drukontlastkraan
(zie blz. 10).
Ontlast de druk en maak de kraan
schoon.
Nakijken; vrijmaken.
Reinigen of vervangen. Zie blz. 18.
Vervangen. Zie blz. 19–21.
Maak uitlaat vrij.
Vastdraaien.
Vervangen. Zie blz. 19–21.
Draai de bouten (106) van het
spruitstuk vast of vervang de
zittingen (201) of o-ringen (202).
Zie blz. 18.
Aandraaien of vervangen
(blz. 19–21).
Vervangen. Zie blz. 19–21.