Controlestap
Wordt kleding gedragen
die geschikt is voor de
training?
Is het apparaat zodanig
op- en ingesteld dat de
beoogde bewegingen
gemaakt kunnen
worden zonder tegen
andere voorwerpen/
behuizingsonderdelen
te stoten?
Is bij de beentraining
gewaarborgd dat de
benen niet kunnen
botsen met de
greep of de arm-/
bovenlichaamtrainer?
Is de kleine
apparaatvoet ver
genoeg uitgetrokken?
24
VISUELE INSPECTIE
Maatregelen wanneer bij
de visuele inspectie fouten
worden geconstateerd
Uitgesloten moet worden dat
bijvoorbeeld wijde broeken,
lange doeken, sjaals, lange
halskettingen, sieraden, lange
haren enz. zich om de pedalen
kunnen wikkelen (met name
bij gebruik van de armtrainer).
Draag geen schoenen met
veters.
Bind lange haren voor
gebruik van de arm-/
bovenlichaamtrainer op een
geschikte manier bij elkaar
of bescherm ze met een
hoofdbedekking.
De hoogteverstelling van
de armtrainer moet zodanig
worden ingesteld dat er
voldoende beenruimte
ontstaat: de benen mogen
tijdens het trainen niet
in botsing komen met de
armtrainer of de greep.
Let bij een eventueel
noodzakelijke
hoogteverstelling van
de greep of de arm-/
bovenlichaamtrainer
beslist op de noodzakelijke
minimale insteekdiepte in de
opnamearm van 10 cm.
Kleine apparaatvoet ver
genoeg uittrekken. Let hierbij
echter beslist op de minimale
insteekdiepte van 10 cm.
Motivatie van de
controlestap
Niet-passende
kledingstukken kunnen door
de voetsteunen/pedaalkrukken
worden opgewikkeld en zo
tot verwondingen leiden.
Mocht een kledingstuk of de
haren door de pedaalkrukken
worden gegrepen, moet
direct de stop-toets of de
Aan-/Uit-toets worden
ingedrukt zodat de beweging
van de pedaalkrukken wordt
onderbroken en de gegrepen
delen zonder gevaar kunnen
worden losgemaakt.
Om gevaar voor verwonding
uit te sluiten moet de
MOTOmed zodanig worden
op- en ingesteld dat
de gebruiker tijdens de
training niet tegen andere
voorwerpen in de omgeving
kan stoten.
Uittrekken van de kleine
apparaatvoet voorkomt dat
het apparaat naar voren
kantelt.