Afb.81
IF-01 print
1
%
2
IF-01
X1
Afb.82
Jumper (2) omzetten
1
2 %
121803 - v.11 - 07022018
14.3.2
De IF-01 besturingsprint kan in de instrumentenbox of in de behuizing
voor de besturingsprints worden ingebouwd. Zie de bij het product meege
leverde instructies.
X5
X4
AD-0000054-01
Als de ketel vergrendelt, dan valt een relais af en kan de alarmering via
een potentiaalvrij contact (maximaal 230 V, 1A) op de klemmen Nc en C
van de aansluitconnector doorgemeld worden.
De interface communiceert met de ketelsturing door middel van Open
Therm. Hiervoor dient de OTm aansluiting te worden verbonden met de
OpenTherm ingang OTm van de ketelsturing.
Bij deze regeling kan worden gekozen voor het regelen op temperatuur of
op vermogen. Hieronder worden beide regelingen kort toegelicht.
Tab.43
Het 0 - 10 V signaal regelt de ketelaanvoertemperatuur. Deze regeling is
modulerend op de aanvoertemperatuur. Het vermogen varieert tussen de
minimale en maximale waarde op basis van het door de regelaar bereken
2
2
de aanvoertemperatuur setpunt.
Door middel van een jumper (2) op de interface wordt gekozen voor tem
peratuursturing ( ) of vermogenssturing (%).
Tab.44
AD-0000055-01
Het 0 - 10 V signaal regelt het ketelvermogen. Deze regeling is module
rend op het vermogen. Het minimale vermogen is gekoppeld aan de mo
Aansluitmogelijkheden van de 0-10 V besturingsprint
(IF-01)
Opgelet
Sluit geen vorstthermostaat of kamerthermostaat aan op de ketel
bij toepassing van de 0-10 V besturingsprint.
Aansluiting status relais (Nc)
Aansluiting (OTm)
Analoge ingang (0-10 V)
1. Sluit het ingangssignaal aan op de klemmen 0–10 van de aansluit
connector.
Regeling op temperatuur (°C)
Jumper 2 Ingangssignaal (V)
0 – 1,5
1,5 – 1,8
1,8 – 10
Regeling op vermogen
Jumper 2 Ingangssignaal (V)
0 – 2,0
(1)
%
2,0 – 2,2
(1)
2,0 – 10
(1)
(1) Afhankelijk van de minimale modulatiediepte (ingestelde toerentallen, stan
daard 20%)
Temperatuur °C
Omschrijving
0 – 15
Ketel uit
15 – 18
Hysterese
18 – 100
Gewenste tempera
tuur
Vermogen (%)
Omschrijving
0 – 20
Ketel uit
20 – 22
Hysterese
20 – 100
Gewenst vermogen
14 Bijlage
93