Elke voorinstellingsknop werkt hetzelfde als de
voorbeeldmodus bij ALLES STARTEN, maar
maakt gebruik van verschillende, door de gebruiker
gedefinieerde waarden voor de snelheid. Als de
LOPENDE BAND en/of de OPTIE beide actief
zijn op het moment dat de voorinstellingsknop
wordt ingedrukt, wordt er een voorbeeldwaarde voor
de lopende band en de optie weergegeven. Als u
vervolgens op de knop ALLES STARTEN klikt,
worden de huidige waarden vervangen door de
voorinstellingswaarden.
De door de gebruiker gedefinieerde voorinstellingen
VOORINSTELLING 1, VOORINSTELLING 2 en
VOORINSTELLING 3 worden als volgt afzonderlijk
ingesteld:
1. Start zowel de lopende band als de optie,
afzonderlijk of met de knop ALLES STARTEN
.
2. Stel de gewenste snelheid voor de LOPENDE
BAND en de OPTIE in met de bestreffende
snelheidsknoppen.
3. Houd de knop OPSLAAN
vervolgens op de knop VOORINSTELLING (1, 2
of 3).
Opmerking: Als u OPSLAAN ingedrukt houdt en
op een voorinstellingsknop drukt terwijl de lopende
band of de optie is uitgeschakeld, wordt er geen nieuwe
waarde opgeslagen, de voorinstelling houdt de eerder
opgeslagen waarde.
Voorinstellingen bedienen
Om te beginnen met werken vanuit een voorinstelling
gaat u als volgt te werkt:
1. Druk op de gewenste voorinstellingsknop (1, 2 of
3) om de instellingen voor de lopende band en de
optie weer te geven.
2. Druk op ALLES STARTEN om de instelling op
te slaan in het huidige werkgeheugen. Opmerking:
hierdoor worden de lopende band en de optie
ingeschakeld als de hydrauliek is ingeschakeld.
3. Gebruik de start- en stopknoppen om de lopende
band en de optie te bedienen
Levensduur batterijen,
BUMPS, bedieningsfrequen-
tie, ID-weergave basis en
bedieningspaneel
Als u de knoppen ALLES STOPPEN
OPTIE STOPPEN
verschillende soorten gegevens weergegeven. Als u
de knoppen ingedrukt houdt, wordt op het display
elke twee seconden gewisseld tussen de volgende
gegevens: de verwachte levensduur in resterend
procenten op de eerste regel, en de BUMPS (Base Unit
Messages Per Second, aantal berichten basiseenheid
per seconde) op de tweede regel. Bij de volgende
cyclus wordt de bedieningsfrequentie getoond van het
communicatiekanaal voor de eenheden, vervolgens het
ID-nummer van het bedieningspaneel, gevolgd door
het ID-nummer van de bijbehorende basiseenheid.
De beide ID-nummers worden weergegeven als
hexadecimale waarden.
Het voertuig slepen
ingedrukt en druk
Gebruik altijd een geschikt trekvoertuig om de
ProPass te vervoeren, zelfs voor korte afstanden.
Gebruik van een ongeschikt trekvoertuig kan
schade aan de ProPass, letsel of overlijden tot
gevolg hebben.
De handbedieningsfunctie bevindt zich aan de
besturingszijde van het hydraulische systeem. (zie
Figuur 15).
Een geschikt trekvoertuig moet een minimaal
trekvermogen van 1405 kg hebben.
Bij een trekchassis bedraagt het maximale
draagvermogen voor de ProPass 907 kg met een
bijbehorend koppelgewicht van 113 kg. Het ledig
gewicht (zonder lading) bedraagt 499 kg met een
bijbehorend koppelgewicht van 23 kg.
Het koppelgewicht van de ProPass als deze is uitgerust
met het hydraulische aggregaat van 11 pk tijdens het
werken met volledige belasting bedraagt 145 kg. Het
bijbehorende onbelaste koppelgewicht bedraagt 48 kg.
Het bijbehorende onbelaste koppelgewicht bedraagt
599 kg.
Bij een vrachtwagenchassis met directe aansluiting
bedraagt het maximale draagvermogen voor de ProPass
33
tegelijk indrukt, worden er
WAARSCHUWING
en