verkleinen. Door de lichtgevoeligheid te verhogen wordt mogelijk ook de beeldruis
versterkt.
Het contrast aanpassen (alleen afbeeldingen). Pas het verschil aan tussen de
lichtste en donkerste delen van de foto.
De scherpte aanpassen (alleen afbeeldingen).
De schermweergave wordt aangepast aan de nieuwe instellingen die u opgeeft.
De opname-instellingen zijn specifiek voor de opnamemodus. De gedefinieerde
instellingen worden niet opnieuw ingesteld als u schakelt tussen de modi.
Als u een nieuwe scène selecteert, worden de opname-instellingen vervangen door
de geselecteerde scène. U kunt de opname-instellingen desgewenst wijzigen nadat
u een scène hebt geselecteerd.
Het opslaan van een gemaakte foto kan langer duren als u de instellingen voor
zoomen, belichting of kleur hebt gewijzigd.
Een afbeelding vastleggen
Houd bij het maken van een foto rekening met het volgende:
Gebruik beide handen om de camera stil te houden.
•
De kwaliteit van een digitaal gezoomde foto is lager dan die van een niet-
•
gezoomde foto.
De camera schakelt over naar de batterijbesparingsmodus nadat het apparaat
•
ongeveer een minuut niet is gebruikt.
Houd een veilige afstand aan wanneer u de flitser gebruikt. Richt de flitser niet
•
van dichtbij op mensen of dieren. Dek de flitser niet af wanneer u een foto
maakt.
1
Als u wilt overschakelen van videomodus naar fotomodus, selecteert u
.
Camera
99
>