- Op oppervlakken die normaal gesproken warmer of kouder zijn dan de rest van de ruimte
(bijv. zolderluiken). Door de temperatuurverschillen kan de rook of de hitte mogelijk niet tot de
melder doordringen.
- Naast of direct op verwarmingen of airco's, ramen, wandventilatie etc. waar de richting van de
luchtstroom verandert.
- In zeer hoge of ongunstige gebieden (bijv. boven trappenhuizen) waar de melder moeilijk
bereikbaar is (om te testen of uit te schakelen).
- Plaats de melder minimaal 1 m van regelbare verlichting en bedrading omdat sommige
dimmers storingen kunnen veroorzaken.
- Plaats melders die via kabel met het netwerk zijn verbonden op een afstand van minimaal 1,5
m van TL-armaturen en leg de kabel op minimaal 1 m afstand omdat de werking van het
apparaat door elektrische "storingen" en/of het knipperen kan worden aangetast.
13