Bedieningshandleiding | VACON® 100 wandgemonteerde
frequentieregelaars
8.3.1 Controle van de motorkabelisolatie
Context:
Volg onderstaande instructies om de motorkabelisolatie te controleren.
Procedure
1. Koppel de motorkabel los van de klemmen U, V en W en van de motor.
2. Meet de isolatieweerstand van de motorkabel tussen de fasegeleiders 1 en 2, tussen de fasegeleiders 1 en 3 en tussen de
fasegeleiders 2 en 3.
3. Meet ook de isolatieweerstand tussen elke fasegeleider en de aardgeleider.
4. De isolatieweerstand moet > 1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C (68 °F).
8.3.2 Controle van de netkabelisolatie
Context:
Volg onderstaande instructies om de netkabelisolatie te controleren.
Procedure
1. Koppel de netkabel los van de klemmen L1, L2 en L3 en van het net.
2. Meet de isolatieweerstand van de netkabel tussen de fasegeleiders 1 en 2, tussen de fasegeleiders 1 en 3 en tussen de
fasegeleiders 2 en 3.
3. Meet ook de isolatieweerstand tussen elke fasegeleider en de aardgeleider.
4. De isolatieweerstand moet > 1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C (68 °F).
8.3.3 Controle van de motorisolatie
Context:
Volg onderstaande instructies om de motorisolatie te controleren.
Volg de instructies van de motorfabrikant op.
Procedure
1. Koppel de motorkabel los van de motor.
2. Open de brugverbindingen in de aansluitkast van de motor.
3. Meet de isolatieweerstand van elke motorwikkeling. De spanning moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de nominale
motorspanning, maar minimaal 1000 V.
4. De isolatieweerstand moet > 1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C (68 °F).
5. Sluit de motorkabels aan op de motor.
6. Voer een laatste isolatiecontrole uit aan de frequentieregelaarzijde. Plaats alle fasen bij elkaar en meet de waarde naar aarde.
7. Sluit de motorkabels aan op de frequentieregelaar.
Danfoss A/S © 2019.05
L E T O P
Inbedrijfstelling
AQ298036140958nl-000101 / DPD01717| 95