2.
Een andere vermogensstand instellen in het instel-
bereik.
a De functie is uitgeschakeld.
14 Warmhoudfunctie
Deze functie kunt u gebruiken om chocolade of boter
te smelten en gerechten warm te houden.
14.1 Schakel Warmhoudfunctie in
1.
Kies de kookzone.
2.
Kies in het instelbereik de laagste vermogensstand.
brandt.
a
a De functie is ingeschakeld.
15 flexMotion
Met deze functie kunt u de kookstand en de gepro-
grammeerde bereidingstijd van de ene naar de andere
kookzone overdragen.
15.1 flexMotion
Vereiste: Verplaats de pan naar een kookzone die niet
ingeschakeld is en nog niet vooraf is ingesteld en
waarop eerder geen andere pan stond.
16 fryingSensor
Is geschikt voor het bereiden of inkoken van sauzen,
pannenkoeken of voor het bakken van eieren met bo-
ter, voor het bakken van groente of steaks tot de ge-
wenste gaarheid en hierbij de temperatuur onder con-
trole houden.
In de plaats van tijdens het koken vaak de vermogens-
stand aan te passen, bij het begin een keer de ge-
wenste doeltemperatuur kiezen. De sensoren onder de
keramische glasplaat meten dan de temperatuur van
het kookgerei en houden deze tijdens het volledige
kookproces constant.
Deze functie is op alle kookzones beschikbaar die met
zijn gemarkeerd.
16.1 Voordelen
¡ De temperatuur wordt constant gehouden zonder
dat u de vermogensstand hoeft te veranderen.
¡ Olie wordt niet oververhit. Het aanbranden van de
levensmiddelen wordt verhinderd.
¡ De kookzone warmt alleen op wanneer dit nodig is
voor het behouden van de temperatuur, waardoor er
energie wordt gespaard.
Opmerking: Om hoge temperaturen te vermijden scha-
kelt deze functie na 30 seconden automatisch uit.
14.2 Schakel Warmhoudfunctie uit
1.
Kies de kookzone.
2.
Stel in op 0.
De kookzone en
schakelen uit.
a De functie is uitgeschakeld.
1.
Verplaats het kookgerei.
Het kookgerei wordt herkend. Na enkele seconden
verschijnt op het display de optie, de voorinstellin-
gen voor de nieuwe kookzone te bevestigen.
2.
Bevestig de instellingen.
a De instellingen zijn op de nieuwe kookzone overge-
dragen.
16.2 Temperatuurstanden
Temperatuurstanden voor de bereiding van voedsel.
Stan
Tempe-
Functies
d
ratuur
1
120 ºC
Koken en inkoken
van sauzen, bakken
van groente
2
140 ºC
In olijfolie of boter
aanbraden
3
160 ºC
Bakken van vis en
grove levensmidde-
len
4
180 ºC
Frituren van gepa-
neerde, bevroren en
gegrilde gerechten
5
215 ºC
Hogetemperatuurgrill
en grillplaat
Warmhoudfunctie nl
Kookgerei
15