Instelling van de aanbouwhoogte in de late bemesting
Voorwaarden:
De machine is aan het hoogste aankoppelpunt van de bovenste hefarm aan
de tractor aangebouwd.
De onderste hefarm van de tractor is aan het bovenste koppelpunt voor on-
derste hefarmen van de machine aangebouwd.
Ga bij de bepaling van de aanbouwhoogte (in de late bemesting) als volgt te werk:
1. Aanbouwhoogten A en B (boven gewas) uit de strooitabel bepalen.
2. De aanbouwhoogten A en B (plus de plantengroei) vergelijken met de maxi-
maal toegestane aanbouwhoogten vooraan (V) en achteraan (H).
Afb. 7.8:
Aanbouwpositie en -hoogte in de late bemesting
In principe geldt:
A + gewas ≤ V
B + gewas ≤ H
AXIS H 30.2 EMC,
AXIS H 30.2 EMC + W
Max. 950 mm
Max. 1010 mm
Inbedrijfstelling
AXIS H 50.2 EMC + W
Max. 900
Max. 960
7
55