7.4.3
Aanbouwhoogte A en B volgens strooitabel
De aanbouwhoogte van de strooitabel (A en B) altijd op het veld vanaf de boven-
kant van het gewas tot de onderkant van het frame meten.
De waarden van A en B vindt u in de strooitabel.
Instelling van de aanbouwhoogte in de normale bemesting
Voorwaarden:
De machine is aan het hoogste aankoppelpunt van de bovenste hefarm aan
de tractor aangebouwd.
De onderste hefarm van de tractor is aan het bovenste koppelpunt voor on-
derste hefarmen van de machine aangebouwd.
Ga bij de bepaling van de aanbouwhoogte (in de normale bemesting) als volgt te
werk:
1. Aanbouwhoogten A en B (boven gewas) uit de strooitabel bepalen.
2. Aanbouwhoogten A en B plus het gewas vergelijken met de maximaal toege-
stane aanbouwhoogten voor (V) en achter (H).
LET OP
Inbedrijfstelling
53
7