WAARSCHUWING
Voor veilig vervoer in een voertuig met een in
de rolstoel zittende gebruiker moet de geome-
trie van de bevestigingspunten (of van het be-
vestigingssysteem) net zo precies worden be-
handeld als het aanleggen van de gordels bij de
gebruiker. Anders bestaat er een risico op onge-
vallen en een risico op levensgevaar.
(C) Juist aangelegde veiligheidsgordels
(D) Verkeerd aangelegde veiligheidsgordels
Veiligheidssysteem rolstoelgebruiker
Eerst wordt het rolstoelvastzetsysteem beves-
tigd. Vervolgens wordt de rolstoelgebruiker
conform ISO 10542 door een passend veilig-
heidssysteem beschermd.
Daarbij moet rekening worden gehouden met
de volgende punten:
Het aanleggen van schouder- en
t
bekkengordel zijn vereist. Deze moeten
de rolstoelgebruiker zo stevig mogelijk,
maar nog wel comfortabel, vastzetten en
mogen niet gedraaid zijn.
Het gebruik van een voor personenver-
t
voer geschikte hoofdsteun wordt
dringend aangeraden.
Het bovenste deel van de veiligheidsgor-
t
del moet over de romp en de schouder/
het sleutelbeen en de heupgordel lopen
in een hoek van 30° tot max. 75° ten op-
zichte van de horizontale lijn (nooit gro-
ter dan 75 ° (C. afb. 30).
afb.30
Veiligheidsgordels mogen niet over
t
onderdelen van de rolstoel, bijvoorbeeld
armsteunen of wielen, worden aange-
legd en daarmee op afstand van het
lichaam worden gehouden. (D. afb. 31).
Er mogen alleen producten als vast-
t
zetsysteem worden gebruikt die zijn
gecertificeerd volgens ISO 7176-19 / ISO
10542 of DIN-norm 75078-2 (Kraftkno-
afb.31
ten) en die zodanig door de fabrikant
zijn aangemerkt.
04 ROLSTOEL GEBRUIKEN
31
NL
EN
FR
IT
NL