●
Functiescheiding: De printer sorteert taken in verschillende bakken op basis van
printerfuncties zoals afdruktaken, kopieertaken of faxtaken.
Voer de volgende stappen uit om de HP-printerdriver te configureren voor de geselecteerde
werkstand:
OPMERKING:
Windows XP en Vista (Server 2003/2008) HP PCL.6-drivers bieden geen
ondersteuning voor uitvoerapparaten.
®
Windows
7
1.
Zorg dat de printer is ingeschakeld en verbinding heeft met de computer of een netwerk
2.
Open het Windows
3.
Klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer, en selecteer vervolgens
Printereigenschappen.
4.
Klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
5.
Selecteer Nu bijwerken. Of selecteer Nu bijwerken in het vervolgkeuzemenu naast Automatische
configuratie.
®
Windows
8.0, 8. 1 en 10
1.
Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm.
2.
Selecteer Configuratiescherm. Selecteer onder Hardware en geluiden de optie Apparaten en
printers bekijken.
3.
Klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer, en selecteer vervolgens
Printereigenschappen.
4.
Klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
5.
Selecteer Nu bijwerken. Of selecteer Nu bijwerken in het vervolgkeuzemenu naast Automatische
configuratie.
OPMERKING:
Nieuwere V4-drivers bieden geen ondersteuning voor Nu bijwerken. Voor deze
drivers dient u de werkstand handmatig te configureren onder Uitvoerbak accessoire.
OS X
1.
Klik in het Apple-menu op Systeemvoorkeuren.
2.
Selecteer Afdrukken en scannen (of Printers en scanners).
3.
Selecteer eerst de printer en vervolgens Opties en benodigdheden. Selecteer Driver.
4.
Configureer handmatig de uitvoermodus van het accessoire.
®
Start-menu en klik op Apparaten en printers.
De werkstand configureren
39