180 Instellingen
of als u het wachtwoord niet in het
apparaat wilt opslaan.
Wachtwoord — Een wachtwoord kan
nodig zijn bij het maken van een
gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de
serviceprovider.
Verificatie — Selecteer
uw wachtwoord altijd gecodeerd moet
worden verzonden of selecteer
Normaal
als uw wachtwoord indien
mogelijk gecodeerd moet worden
verzonden.
Homepage — Voer het internetadres
of het adres van de
multimediaberichtencentrale in,
afhankelijk van het toegangspunt dat u
instelt.
Toegangspunt gebruiken
— Selecteer
Na bevestiging
dat het apparaat om bevestiging vraagt
voordat de verbinding via dit
toegangspunt wordt gemaakt, of
Automatisch
als u wilt dat het apparaat
met de bestemming verbindt door dit
toegangspunt automatisch te
gebruiken.
Selecteer
Opties
instellingen
en maak een keuze uit de
volgende opties:
Beveiligd
als u wilt
Geavanc.
>
Netwerktype — Selecteer het
internetprotocoltype voor het
overbrengen van gegevens naar en van
uw apparaat. De overige instellingen
zijn afhankelijk van het geselecteerde
netwerktype.
IP-adres telefoon (alleen voor
IPv4) — Het IP-adres van het apparaat
als
opgeven.
DNS-adressen — Voer de IP-adressen
van de primaire en secundaire DNS-
servers in (indien vereist voor de
serviceprovider). Neem voor deze
adressen contact op met uw
internetprovider.
Proxyserveradres — Voer het adres
van de proxyserver in.
Proxypoortnummer — Het
poortnummer van de proxyserver
opgeven.
WLAN-internettoegangspunten
Selecteer
Instellingen
Bestemmingen
volg de instructies op het scherm. U kunt
ook een van de groepen met
toegangspunten openen, een
toegangspunt selecteren waarvoor de
aanduiding
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Menu
Bed. paneel
>
en
Verbinding
Toegangspunt
>
wordt weergegeven en
>
>
en