158 Beveiliging en gegevensbeheer
configuratie-instellingen ontvangen
van uw serviceproviders of de afdeling
informatiebeheer van uw bedrijf. Onder
configuratie-instellingen vallen
bijvoorbeeld ook instellingen van de
verbinding die door andere
toepassingen in het apparaat worden
gebruikt. De beschikbare opties kunnen
verschillen.
De server start meestal de externe
configuratieverbinding als de
instellingen van het apparaat moeten
worden bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt
maken, selecteert u
Serverprofielen
serverprofiel.
Deze instellingen kunt u van uw
serviceprovider in een
configuratiebericht ontvangen. Zo niet,
definieer dan het volgende:
Servernaam — Voer een naam voor de
configuratieserver in.
Server-ID — Voer de unieke ID van de
configuratieserver in.
Opties
>
Opties
Nieuw
>
>
Serverwachtwoord — Voer het
wachtwoord in waarmee uw apparaat
door de server wordt herkend.
Toegangspunt — Selecteer het
toegangspunt dat u wilt gebruiken voor
de verbinding of maak een nieuw
toegangspunt. U kunt ook aangeven dat
u wordt gevraagd welk toegangspunt u
wilt gebruiken telkens wanneer u
verbinding maakt. Deze instelling is
alleen beschikbaar als u
geselecteerd als dragertype.
Hostadres — Voer het webadres van de
configuratieserver in.
Poort — Voer het poortnummer van de
server in.
Gebruikersnaam en
Wachtwoord — Voer uw gebruikers-ID
en wachtwoord in voor de
configuratieserver.
Configuratie toestaan — Selecteer
om de server een configuratiesessie te
laten initiëren.
Automatisch accepteren — Selecteer
Ja
als u niet wilt dat de server een
bevestiging vraagt bij het initiëren van
een configuratiesessie.
Netwerkverificatie — Geef aan of
HTTP-verificatie moet worden gebruikt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Internet
hebt
Ja