Afhankelijk van het type komt het bij sommige collectoren
tot een tijdsvertraging bij het bepalen van de meetwaarde
voor de temperatuurregistratie. Met de functie Zonnepomp-
kick kunt u de tijdsvertraging verkorten. Bij een geactiveerde
functie wordt de zonnepomp gedurende 15 s ingeschakeld
(zonnepompkick) als de temperatuur op de collectorvoeler
met 2 K/uur gestegen is. Daardoor wordt de verwarmde col-
lectorvloeistof sneller naar het meetpunt getransporteerd.
7.11.8 Zonnecircuitbeveiliging instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonnecircuit ----] → Zonnecircuitbev.f.
–
Met de functie kunt u een temperatuurgrens voor de ge-
meten collectortemperatuur in het zonnecircuit vastleg-
gen.
Als de voorhanden zonnewarmte-energie de actuele warm-
tevraag (bijv. alle boilers volledig geladen) overstijgt, dan kan
de temperatuur in het collectorveld sterk stijgen. Wordt de
ingestelde veiligheidstemperatuur aan de collectortempera-
tuurvoeler overschreden, dan wordt de zonnepomp ter be-
scherming van het zonnecircuit (pomp, ventielen etc.) tegen
oververhitting uitgeschakeld. Na het afkoelen (35 K-hystere-
se) wordt de zonnepomp opnieuw ingeschakeld.
7.11.9 Minimale collectortemperatuur instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonnecircuit ----] → Min. collectortemp.
–
Met de functie kunt de minimale collectortemperatuur
instellen.
Inschakelverschil voor zonnelading vastleggen
(→ Pagina 21)
7.11.10 Ontluchtingstijd voor het zonnecircuit
instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonnecircuit ----] → Ontluchtingstijd
–
Met deze functie kunt u de ontluchting van het zonnecir-
cuit ondersteunen.
De systeemthermostaat beëindigt de functie, als de inge-
stelde ontluchtingstijd afgelopen is, de zonnecircuitbevei-
ligingsfunctie actief is of de max. boilertemperatuur over-
schreden is.
7.11.11 Actuele doorstroming van de VMS 70
aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonnecircuit ----] → act. debiet
–
Met deze functie kunt u de gemeten doorstroming
(volumestroom) van de VMS 70 aflezen.
0020237599_02 Installatiehandleiding
7.12
Zonneboiler 1
7.12.1 Inschakelverschil voor zonnelading
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonneboiler 1 ----] → Inschakelverschil
–
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de start
van de zonnelading vastleggen. Het temperatuurverschil
wordt gemeten tussen de boilertemperatuursensor bene-
den en de collectorvoeler.
Als het temperatuurverschil de ingestelde verschilwaarde
en de ingestelde minimale collectortemperatuur overschrijdt,
schakelt de systeemthermostaat de zonnepomp in. De zon-
neboiler wordt geladen. De verschilwaarde kan afzonderlijk
voor twee aangesloten zonneboilers vastgelegd worden.
7.12.2 Uitschakelverschil voor zonnelading
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonneboiler 1 ----] → Uitschakelverschil
–
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de stop
van de zonnelading vastleggen. Het temperatuurverschil
wordt gemeten tussen de boilertemperatuursensor bene-
den en de collectorvoeler.
Als het temperatuurverschil de ingestelde verschilwaarde on-
derschrijdt, schakelt de systeemthermostaat de zonnepomp
uit. De zonneboiler wordt niet meer geladen. De uitschakel-
verschilwaarde moet minstens 1 K kleiner zijn dan de inge-
stelde inschakelverschilwaarde.
7.12.3 Maximale temperatuur voor zonneboiler
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonneboiler 1 ----] → Max. temperatuur
–
Met de functie kunt u een maximumwaarde als begren-
zing van de zonneboilertemperatuur vastleggen om een
zo hoog mogelijke opbrengst uit de zonneboileropwar-
ming, maar ook een verkalkingsbeveiliging te garande-
ren.
Als de ingestelde maximumtemperatuur op de boilertempe-
ratuurvoeler overschreden wordt, dan schakelt de systeem-
thermostaat de zonnepomp uit. Een zonnelading wordt pas
weer vrijgegeven, als de temperatuur op de boilertempera-
tuursensor beneden afhankelijk van de maximale tempe-
ratuur tussen 1,5 K en 9 K gedaald is. De ingestelde maxi-
mumtemperatuur mag niet hoger zijn dan de maximaal toe-
gestane boilertemperatuur van de gebruikte boiler.
7.12.4 Waarde van de boilertemperatuursensor
beneden aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [
Zonneboiler 1 ----] → Boilertemp., beneden
–
Met deze functie kunt u de actuele meetwaarde van de
boilertemperatuursensor beneden aflezen.
21