B
70
60
50
40
30
22
15
10
5
20
C
D
18
A
Buitentemperatuur °C
B
Gewenste aanvoertem-
peratuur °C
Als de stooklijn 0.4 gekozen is en voor de gewenste kamer-
temperatuur 21 °C opgegeven is, dan verschuift de stooklijn
zoals op de afbeelding weergegeven. Bij de 45° hellende as
a wordt de stooklijn parallel verschoven overeenkomstig de
waarde van de gewenste kamertemperatuur. Bij een buiten-
temperatuur van −15 °C zorgt de regeling voor een aanvoer-
temperatuur van 45 °C.
7.7.16 Binnencompensatie activeren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Binnencompensatie
–
Met de functie kunt u vastleggen of de ingebouwde tem-
peratuurvoeler in de systeemthermostaat of in de af-
standsbediening aanvullend gebruikt moet worden.
Voorwaarde is:
–
De systeemthermostaat is in de woonruimte gemonteerd.
–
Een evt. beschikbare afstandsbediening is in de woon-
ruimte gemonteerd.
–
De systeemthermostaat of de afstandsbediening is in
de functie Zonetoewijzing aan de zone toegewezen,
waarin de thermostaat resp. de afstandsbediening is
geïnstalleerd. Als u geen zonetoewijzing uitvoert, dan
is de functie Binnencompensatie buiten werking.
Geen: de temperatuurvoeler wordt voor de regeling niet ge-
bruikt.
Compens.: de ingebouwde temperatuurvoeler meet de ac-
tuele kamertemperatuur in de referentiekamer. Deze waarde
wordt met de gewenste kamertemperatuur vergeleken en
leidt bij een verschil tot een aanpassing van de aanvoertem-
peratuur door de zogenaamde "Effectieve gewenste kamer-
temperatuur". Effectieve gewenste kamertemp. = ingestelde
gewenste kamertemp. + (ingestelde gewenste kamertempe-
ratuur - gemeten kamertemperatuur). In de plaats van de in-
gestelde gewenste kamertemperatuur wordt dan de effec-
tieve gewenste kamertemperatuur voor de regeling gebruikt.
Thermost.: functie zoals bij de functie Compens.. Bijko-
mend wordt de zone wordt uitgeschakeld wanneer de geme-
ten kamertemperatuur + 3/16 K hoger is dan de ingestelde
gewenste kamertemperatuur. Als de kamertemperatuur op-
nieuw + 2/16 K onder de ingestelde gewenste kamertempe-
ratuur daalt, dan wordt de zone opnieuw ingeschakeld. Het
gebruik van de kamerthermostaat leidt in combinatie met
een zorgvuldige gekozen stooklijn tot een optimale regeling
van de CV-installatie.
0020237599_02 Installatiehandleiding
0.4
0
-5
-10
-15
-20
C
Gewenste kamertempe-
ratuur °C
D
As a
7.7.17 Koelen mogelijk activeren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Koelen mogelijk
–
Als een warmtepomp aangesloten is, dan kunt u de func-
tie Koelen voor het CV-circuit activeren.
7.7.18 Dauwpuntbewaking activeren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Dauwpuntbewaking
A
–
Met deze functie kunt u de dauwpuntbewaking activeren.
Als de dauwpuntbewaking geactiveerd is, dan vergelijkt de
systeemthermostaat de ingestelde minimale gewenste aan-
voerwaarde koelen met de dauwpunt+ offset. De systeem-
thermostaat kiest altijd de hogere temperatuur zodat zich
geen condens kan vormen.
7.7.19 Temperatuur Koelen beëindigen instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → BT koelen beëindigen
–
Met deze functie kunt u de temperatuurgrens instellen,
vanaf waar de koeling uitgeschakeld wordt. Als de bui-
tentemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur-
grens, dan stopt de systeemthermostaat het koelbedrijf.
7.7.20 Offset van het dauwpunt instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Offset dauwpunt
–
Met deze functie kunt u de offset van het dauwpunt in-
stellen.
De offset is een veiligheidstoeslag die bij het dauwpunt op-
geteld wordt. De systeemthermostaat kiest voor de bere-
kende aanvoertemperatuur het maximum uit ingestelde aan-
voertemperatuur en dauwpunt + offset.
7.7.21 Status van de externe warmtevraag aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Status ext. Warmteb.
–
Met deze functie kunt u aan een externe ingang de
warmtevraag aflezen.
Afhankelijk van de configuratie van de VR 70 of VR 71 is
er voor elk CV-circuit een externe ingang. Op deze externe
ingang kunt u bijv. een externe zonethermostaat aansluiten.
7.7.22 Status van de CV-pomp aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Pompstatus
–
Met deze functie kunt u de actuele status (aan, uit) van
de CV-pomp van het CV-circuit aflezen.
7.7.23 Status van de CV-circuitmenger aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC2 ----] → Mengklepstatus
–
Met deze functie kunt u de actuele status (opent, sluit,
staat stil) van de CV-circuitmenger van CV-CIRC2 afle-
zen.
17