zichtbaar voor andere gebruikers van apparaten
met Bluetooth-technologie.
4.
Activeer de toepassing waar het item dat u wilt
verzenden opgeslagen is.
5.
Selecteer het item en
Bluetooth. Het apparaat zoekt andere apparaten
binnen het bereik met behulp van de Bluetooth-
technologie en maakt er een lijst van.
Tip: Als u eerder gegevens via Bluetooth hebt
verzonden, wordt een lijst met de vorige
zoekresultaten weergegeven. Als u naar meer
Bluetooth-apparaten wilt zoeken, selecteert
u
Meer
apparaten.
6.
Selecteer het apparaat waar u een verbinding mee
wilt maken. Als het andere apparaat eerst
gekoppeld moet worden voordat er gegevens
overgedragen kunnen worden, wordt u gevraagd
een wachtwoord in te voeren.
Als de verbinding tot stand is gebracht, wordt
Gegevens worden verzonden
Berichten die verzonden zijn met de Bluetooth-
technologie worden niet opgeslagen in de map
Verzonden van de toepassing Berichten.
Als u gegevens wilt ontvangen via Bluetooth, selecteert
u
Bluetooth
Aan
>
Waarneembaar
om gegevens van een niet-gekoppeld
apparaat te ontvangen, of
60
gegevens van een gekoppeld apparaat te ontvangen.
Opties
Verzenden
>
weergegeven.
en
Waarneemb. telefoon
Verborgen
om alleen
Wanneer u gegevens ontvangt via een Bluetooth-
verbinding, klinkt er afhankelijk van de instellingen
van een actief profiel een geluidssignaal en wordt u
gevraagd of u het bericht wilt accepteren waarin de
gegevens zijn opgenomen. Als u accepteert, wordt het
Via
>
bericht in de map Inbox van Berichten geplaatst.
Tip: U kunt de bestanden in het apparaat of op
de geheugenkaart bekijken met een
compatibele accessoire die de dienst File
Transfer Profile Client (bijvoorbeeld een laptop)
ondersteunt.
Een Bluetooth-verbinding wordt automatisch
verbroken na het verzenden of ontvangen van
gegevens. Alleen Nokia Ovi Suite en bepaalde
accessoires zoals headsets kunnen een verbinding in
stand houden, zelfs als die niet actief wordt gebruikt.
Apparaten koppelen
Selecteer
Menu
Bluetooth.
Open het tabblad voor gekoppelde apparaten.
Bepaal voordat u gaat koppelen uw eigen
toegangscode (1-16 cijfers) en vraag de gebruiker van
het andere apparaat om dezelfde code te gebruiken.
Apparaten zonder gebruikersinterface hebben een
>
vaste toegangscode. U hebt de toegangscode alleen
nodig als u de apparaten voor het eerst met elkaar
verbindt. Na het koppelen kan de verbinding worden
Instrumenten
Connect.
>
>
>