12. Starten van de quadcopter
De quadcopter kan worden gestart nadat u de quadcopter en de zender hebt ingeschakeld en een geslaagde kalibra-
tie van de sensors hebt uitgevoerd.
Beweeg daartoe de stuurknuppel volledig naar voren en weer terug. De propellers starten en draaien op een laag
toerental. Om de propellers na het starten weer te stoppen, moet de linker stuurknuppel in de onderste stand worden
gezet en net zo lang worden vastgehouden totdat de propellers stilstaan.
Er zijn twee methoden beschikbaar om de quadcopter te laten opstijgen:
Handmatige start:
Beweeg de stuurknuppel (1) met gevoel naar voren, wan-
neer de propellers op een laag toerental draaien. De quad-
copter verhoogt de toerentallen van de propellers duidelijk
en stijgt op.
U kunt door het wenden en kantelen van de radiografi-
sche afstandsbesturing eventueel naar voren, achteren of
zijwaarts afdrijven licht corrigeren. Als de gewenste vlieg-
hoogte is bereikt, zet dan de linker stuurknuppel terug in
de middelste stand. De quadcopter gaat over naar zweef-
vlucht op gelijkblijvende hoogte.
De vlieghoogte en de vliegrichting kunnen met behulp van
stuurknuppel en door het bewegen van de zender afzon-
derlijk worden bestuurd.
Automatische start:
Bedien de druktoets voor de start- en landingsfunctie kort (zie afbeelding 14, pos. 2) als de propellers op een laag toe-
rental draaien. Het toerental van de propellers wordt verhoogd en de quadcopter stijgt snel op. Hij stijgt automatisch
op tot ong. 80 - 100 m hoogte en gaat vervolgens automatisch over naar zweefvlucht.
De vlieghoogte en de vliegrichting kunnen met behulp van de zender van de afstandsbediening afzonderlijk worden
bestuurd.
De quadcopter is voorzien van een automatische hoogtestabilisatie. Deze stabilisatie neemt de luchtdruk
als referentie voor de actuele vlieghoogte. Aangezien de meetwaarden bij minimale hoogtewijzigingen
slechts gering wijzigen, kunnen lichte schommelingen in de vlieghoogte niet worden vermeden.
22
Afbeelding 14