Bedieningshandleiding
Veiligheidslichtgordijn
Bij een materiaalbeweging in het veiligheidsveld, bijv. materiaaluit-
stoot of procesgestuurde materiaalbeweging laat deze functie een
onderbreking van het veiligheidsveld toe zonder dat de uitgangen
uitgeschakeld worden. Door deze uitbreiding van de herkenning van
voorwerpen wordt de resolutie verhoogd. Op de manier verandert de
fysieke resolutie in een werkzame resolutie. Deze werkzame resolutie
moet voor de berekening van de veiligheidsafstand gebruikt worden.
Bereken de veiligheidsafstand volgens de werkzame resolutie voor de
onderdrukking van tot max. 2 stralen volgens formule (1)=, bij meer dan
2 stralen volgens formule (3) van het hoofdstuk "Berekening van de
veiligheidsafstand".
Het aantal te onderdrukken stralen wordt door de software beperkt.
Bij een systeem met een fysische resolutie van 14 mm verhoogt de
werkzame resolutie tot 34 mm bij een bewegende onderdrukking van 2
stralen. De werkzame resolutie moet permanent en duidelijk zichtbaar
op een plaatje aan de ontvanger aangebracht worden
De functie wordt met behulp van de BUS converter NSR-
0801 en een PC of laptop geactiveerd. De activering van de
functie wordt gesignaliseerd door het knipperen van de LED
"onderdrukking" in het diagnosevenster van de ontvanger.
Voer een nieuwe berekening van de veiligheidsafstand uit
volgens de werkzame resolutie. Pas de veiligheidsafstand
aan uw berekening aan!
De norm IEC/TS 62046 bevat informatie en een beschrijving
van bijkomende maatregelen die nodig kunnen zijn om te
verhinderen dat een persoon via de blanking zones van een
veiligheidsveld tot bij het gevaar geraakt.
2.9.5 Bewaking extern relais (EDM)
De bewaking extern relais bewaakt de aangestuurde schakelelementen
(hulpcontacten van het extern relais) van beide uitgangen. Deze be-
waking gebeurt na iedere onderbreking van het veiligheidsveld en voor
de herstart (vrijgave) van de uitgangen. Op die manier herkent men
storingen van de relais zoals bijv. klevende contacten of breuk van de
contactveer. Als het lichtgordijn een storing van schakelementen her-
kent, worden de uitgangen vergrendeld, dwz na het verhelpen van de
storing moet een Power Reset uitgevoerd worden. De hulpcontacten
mogen alleen aangesloten worden als de functie geactiveerd werd!
Als het lichtscherm een storing van de schakelelementen herkent,
worden de uitgangen vergrendeld.
De bewaking extern relais is bij levering niet geactiveerd.
Deze functie wordt met behulp van de BUS converter NSR-
0801 en een PC / laptop geactiveerd.
De bewaking extern relais (EDM) zonder software activeren
De bewaking extern relais kan zonder PC software vanaf firmware
versie 1.23, met behulp van kabelbruggen geactiveerd worden (zie
aansluitschema).
2.9.6 Startblokkering
De startblokkering verhindert een automatische start van de machine
na het inschakelen van de voedingsspanning. Na de vrijgave van de
startblokkering - door een eenmalige onderbreking van het veiligheids-
veld - is deze beschermfunctie inactief tot aan de volgende spannings-
reset.
De herstartblokkering is bij levering niet geactiveerd. Deze
functie wordt met behulp van de BUS converter NSR-0801 en
een PC / laptop geactiveerd.
6
2.10 Testen
Het systeem voert na het inschakelen van de bedrijfsspanning binnen
de 2 seconden een volledige zelf- en veiligheidstest uit. Als het vei-
ligheidsveld niet onderbroken is, wordt het systeem ingeschakeld. In
geval van een storing worden de uitgangen van de ontvanger niet inge-
schakeld. De LED OSSD UIT beginnen te knipperen om de foutmelding
weer te geven. Meer informatie vindt u in het hoofdstuk Foutdiagnose.
In werking voert het systeem een permanente zelftest uit. Veiligheids-
relevante fouten worden binnen de cyclustijd herkend en leiden tot de
uitschakeling van de uitgangen.
2.11 Cascadering
De SLC 420 (masteruitvoering) kan voor toepassingen waarbij ver-
meden moet worden dat de operator achter de beschermvoorziening
geraakt of voor verschillende bewakingszones met een bijkomend
lichtgordijn (slave) uitgebreid worden.
Legende
E2
R2
E1 = Zender (Master) zonder Beam codering A
E2 = Zender (Slave) met Beam codering A
R1 = Ontvanger (Master) zonder Beam codering A
R2 = Ontvanger (Slave) met Beam codering A
E1
R1
• Een gecascadeerd systeem heeft dezelfde systeemeigenschappen als een
basissysteem (stand-alone).
• Cascadering is mogelijk tot maximum 144 lijnen. De resolutie
(14mm/30mm/50mm) tussen de master en slave kan vrij gekozen worden.
• De verbinding van de master met de slave wordt uitgevoerd met de kabel
KA-0810 (voor de zender) en KA-0901 (voor de ontvanger).
2.12 Straalcodering
De straalcodering van het veiligheidslichtgordijn moet aangepast worden,
als verschillende systemen dicht bij elkaar in werking zijn en een opstel-
ling zoals in de afbeelding hieronder getoond (geen beïnvloeding) niet
mogelijk is. Bij levering is de straalcodering niet actief. Een ontvanger
kan met een straalcodering A, de stralen van de zender met dezelfde
straalcodering A die voor hem bestemd zijn, van vreemde stralen onder-
scheiden. De straalcodering A moet voor iedere senssor (ontvanger en
zender) afzonderlijk ingesteld worden. De functie wordt met behulp van
de BUS converter NSR-0801 en een PC of laptop geactiveerd.
Als aangrenzende systemen zonder straalcodering gebruikt worden,
ontstaat er gevaar voor de gebruiker.
E
R
R
E
geen invloed
E
R
E
R
Beïnvloeding: straalcodering vereist! Cascadering - beïnvloeding!
• De straalcodering verhoogt de veiligheid en vermijdt bovendien we-
derzijdse beïnvloeding van naast elkaar staande systemen.
• De straalcodering verhoogt de bestendigheid tegen optische beïnvloe-
ding (bijv. zonnelicht, lasvonken).
• De straalcodering A is bij de uitbreiding (cascadering) geactiveerd
(toestand bij levering).
• De straalcodering A wordt aan de zender en de ontvanger permanent
weergegeven door het knipperen van de LED's (zie LED statusinfor-
matie).
NL
SLC 420
E2
R2
E1
R1
Uitbreiding (E2 en R2) alleen
met straalcodering A!