4.1.9.1
AC-speciaal
Wordt bijvoorbeeld gebruikt om platen met verschillende dikte te verbinden.
De pulszijden
4.1.10 Lastoorts (bedieningsvarianten)
Met dit apparaat kunnen verschillende toortsvarianten worden gebruikt.
Functies van de bedieningselementen, zoals toortsschakelaars (BRT), wipschakelaars of potentiometers
kunnen afzonderlijk via toortsmodi worden aangepast.
Verklaring van de tekens op de display:
Symbool
4.1.10.1 Tiptoetsfunctie (toortsknop kort indrukken)
Tiptoetsfunctie: druk kort op de toortsknop om een functiewijziging uit te voeren. De ingestelde
lastoortsmodus bepaalt de werkwijze.
4.1.10.2 Instelling toortsmodus
De gebruiker beschikt over de modi 1 tot 6 en de modi 11 tot 16. De modi 11 tot 16 hebben dezelfde
functionele mogelijkheden als modi 1 tot 6, maar zonder tiptoetsfunctie > zie hoofdstuk 4.1.10.1 voor de
daalstroom.
De functionele mogelijkheden in de verschillende modi vindt u in de tabellen van verschillende
lastoortsen.
In het apparaatconfiguratiemenu via parameter Toortsconfiguratie "
" > zie hoofdstuk 4.7 worden de toortsmodi ingesteld.
Alleen de genoemde modi zijn zinvol voor de verschillende toortstypes.
099-00T400-EW505
10.11.2017
en
kunnen in het expertmenu (TIG) worden ingesteld > zie hoofdstuk 4.1.13.
Beschrijving
Druk op de toortsschakelaar
Druk kort op toortsschakelaar
Druk kort en vervolgens lang op de toortsschakelaar
Beschrijving van de werking
Afbeelding 4-32
Afbeelding 4-33
TIG-lassen
" > Toortsmodus "
33