2. Rijhendel koppelingshendel (fig. 5a, pos. 3):
Als u deze hendel bedient (fig. 5c), wordt de koppeling voor de rijaandrijving
gesloten en de grasmaaier begint met lopende motor te rijden. Laat de rijhendel
op tijd los om de rijdende grasmaaier te stoppen. Oefen het wegrijden en
stoppen voordat u voor de eerste keer gras maait, tot u vertrouwd bent met het
rijgedrag.
3. Waarschuwing: Het maaimes roteert als de motor wordt gestart.
Belangrijk: Vóór het starten van de motor beweegt u de motorrem meermaals
om te controleren of de stopkabel ook naar behoren werkt.
Let op! De motor is ontworpen voor de maaisnelheid voor gras, voor het
uitwerpen van gras in de opvangzak en voor een lange levensduur.
4. Controleer het oliepeil.
5. Vul de tank met benzine als die leeg is, en gebruik een trechter en maatbeker.
Vergewis u ervan dat de benzine zuiver is.
Waarschuwing: Gebruik altijd alleen een veiligheidsjerrycan. Rook niet bij het
ingieten van benzine. Zet de motor af en laat hem enkele minuten afkoelen, voordat
u de tank vult met benzine.
Vulniveau-indicator opvangkorf
De opvangkorf beschikt over een vulniveau-indicator (fig. 10). Deze wordt naar
boven gedrukt door de luchtstroom die de maaier tijdens het bedrijf genereert. Als de
vlag tijdens het maaien naar beneden valt, dan zit de opvangkorf vol en moet hij
worden leeggemaakt.
7.1 Vóór het maaien
Belangrijke aanwijzingen:
1. Trek gepaste kledij aan. Draag vast schoeisel en geen sandalen of
tennisschoenen.
2. Controleer het maaimes. Een mes dat verbogen of anderszins beschadigd is,
moet door een origineel mes worden vervangen.
3. Het vullen van de brandstoftank moet gebeuren in de openlucht. Gebruik een
vultrechter een een maatbeker. Veeg overgelopen benzine weg.
4. Lees de handleiding en neem deze in acht, zoals ook de instructies aangaande
de motor en de hulpapparatuur. Bewaar de handleiding toegankelijk ook voor
andere gebruikers van het apparaat.
5. Uitlaatgassen zijn gevaarlijk. Start de motor alleen in de openlucht.
6. Vergewis u ervan dat alle veiligheidsinrichtingen voorhanden zijn en ook naar
behoren werken.
7. Het apparaat mag alleen worden bediend door een persoon die ook daartoe in
staat is.
8. Het maaien van nat gras kan gevaarlijk zijn. Maai gras zo veel mogelijk droog.
9. Draag andere personen of kinderen op om op afstand van de maaier te blijven.
10. Maai nooit bij slecht zicht.
11. Raap vóór het maaien her en der verspreid liggende losse voorwerpen op van de
grond.