10.5 Alarmen
Indien zich een storing van de werking voordoet, zal de kaart ingrijpen en de opgetreden onregelmatigheid signaleren en, afhankelijk
van het type alarm, met verschillende modi handelen. De volgende alarmen kunnen zich voordoen:
Oorzaak van het alarm
Sonde temperatuur rookgassen
Oververhitting rookgassen
Mislukte ontsteking
Uitschakeling tijdens de werkfase
Geen elektriciteitsvoorziening
Veiligheids-drukregelaar schroef
Thermostaat algemene beveiliging
Defect ventilator afzuiging rookgassen
Elke alarmsituatie veroorzaakt de onmiddellijke uitschakeling van de kachel.
De alarmstatus wordt bereikt na de tijd PR11 en kan worden gereset met de druk op de
10.5.1 Alarm sonde rookgassentemperatuur
Treedt op in geval van defect van de sensor rookgassen, wanneer deze stuk of losgekoppeld is. Tijdens de alarmtoestand voert de
kachel de uitschakelingsprocedure uit.
10.5.2 Alarm oververhitting rookgassen
Treedt op indien de sensor rookgassen een temperatuur boven de 280°C detecteert. Het display toont de melding van afbeelding 28.
Tijdens het alarm wordt onmiddellijk de uitschakelingsprocedure geactiveerd.
10.5.3 Alarm mislukte ontsteking
Treedt op indien de ontstekingsfase mislukt. De uitschakelingsprocedure wordt onmiddellijk geactiveerd.
10. ELEKTRONICA MICRONOVA MET LCD-DISPLAY
afb. 27
afb. 28
afb. 29
Weergave display
ALARM SOND FUMI
ALARM HOT TEMP
ALARM NO FIRE
ALARM NO FIRE
COOL FIRE (zie par. 9.2)
ALARM DEP FAIL
ALARM SIC FAIL
ALARM FAN FAIL
45
knop P4.